De Revisor. Jaargang 3
(1976)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
TautologieënNaar aanleiding van het artikel ‘Hermans zijn eigen Wittgenstein’ van Willem de Ruiter en Wim Stange in De Revisor III/3, juni 1976 enkele opmerkingen. Op blz. 65 rechts bovenaan delen zij mee,Ga naar eind* dat Hermans een stelling heeft omgekeerd, wat inderdaad zo is. De door hen geformuleerde parafrase van Wittgensteins grondstelling is echter evenmin juist. Stelling 6.12 luidt: Dasz die Sätze der Logik Tautologien sind, das zeigt die formalen-logischen-Eigenschaften der Sprache, der Welt. Dasz ihre Bestandteile so verknüpft eine Tautologie ergeben, das charakterisiert die Logik ihrer Bestandteile. De enig mogelijke vertaling van het eerste gedeelte van deze stelling luidt: Dat de stellingen van de logica tautologieën zijn (subjectzin! LvR), toont de formele-logische-eigenschappen van de taal, de wereld. Of, misschien duidelijker, getransformeerd: de formele-logische-eigenschappen van de taal, (en) de wereld worden getoond door (het feit) dat de stellingen van de logica tautologieën zijn. Eventueel kunnen we voor de duidelijkheid deze stelling ook splitsen in twee elementaire volzinnen: a. De stellingen van de logica zijn tautologieën. (Zie stelling 6.1) b. Dit toont de formele-logische-eigenschappen van de taal, de wereld.
Hermans verwisselt in zijn vertaling subject en object, iets wat in het dagelijks leven zelfs al hele nare gevolgen kan hebben. Ik vraag me echter af of de fout die Willem en Wim begaan, niet minstens even groot, zoniet nog groter is. Voor Wittgenstein waren taal en wereld gelijke grootheden. (Zie stelling 5.6: De grenzen van mijn taal betekenen (en niet tonen!) de grenzen van mijn wereld.) Uit stelling 6.12 blijkt nu dat de formele (schrijvers W & W gebruiken alleen ‘logische’)-logische-eigenschappen van de taal èn de formele-logische-eigenschappen van de wereld slechts getoond kunnen worden. Hieruit volgt dat de ‘logische eigenschappen van de taal’ ‘de logische eigenschappen van de wereld’ niet kùnnen tonen, terwijl dat toch volgens de schrijvers ‘een door vrijwel iedereen geaccepteerde grondstelling van de Tractatus’ is... Wat moet er van ons doorgronden van Wittgensteins filosofie terechtkomen, als ‘vrijwel iedereen’ verkeerde grondstellingen gaat accepteren?!
Ludo van Rongen. |
|