dan ook niet lastig vallen met een vijftal gemiste, hoewel openbaar bekende, pseudoniemen van W.F. Hermans.
Maar behalve te weinig geeft Hazeu - en dat is opmerkelijker - ook te veel. Onder de Auteursnamen, de omgekeerde pseudoniemenlijst, staat als een van de vele pseudoniemen van Herman Heijermans vermeld: Louis van Abcoude. Dit was echter het pseudoniem van de jongestorven antikwaar-dichter Louis Heijermans († 1969). Hoe Hazeu aan zijn toeschrijving komt wordt niet meteen duidelijk. Wel noemt hij in zijn nawoord een aantal naslagwerken, instellingen en personen die hem bij zijn naspeuringen tot steun geweest zijn, maar merkwaardig genoeg vermeldt hij niet de instelling die een uitgebreid op kaarten genoteerd pseudoniemenapparaat op de Nederlandse letterkunde bezit: het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam - ik verklap geen geheimen: het staat o.m. in het bekende Vermakelijk bibliografisch ganzenbord. En het vreemdste is dat de verklaring van Hazeu's toeschrijving van het Van Abcoude-pseudoniem juist in deze kaartenbakken gevonden kan worden.
Wat kan namelijk het geval geweest zijn? Een vroegere versie van Hazeu's werk verscheen eerder als nieuwjaarsgeschenk van de uitgever (De Harmonie).
Hierop verscheen (in Vrij Nederland als ik me goed herinner) een berichtje waarineen medewerker van het Instituut voor Neerlandistiek de onvolledigheid van dit boekje aantoonde door alle pseudoniemen van Herman Heijermans op te sommen. Maar zijn bibliografische hand ging een kaart te ver: na Herman volgde Louis Heijermans, de voornaam werd over het hoofd gezien en het pseudoniem van Louis geannexeerd. Hazeu heeft dit berichtje gelezen en er zijn nadeel mee gedaan.
A.A. de Wit