De Revisor. Jaargang 3
(1976)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
[Gemengde gevoelens] | |
Een hartewens vervuldVier heren hebben in het HandelsbladGa naar eind* gemijmerd over het Ideale Tijdschrift. Voor H.J.A. Hofland is dat dan het Podium van rond 1960 waar hij zelf redakteur van was, voor Reinjan Mulder zijn alle tijdschriften ideaal mits ze geen themaen dubbelnummers uitbrengen, voor Rudy Kousbroek doet zich slechts de vraag voor hoe redakteuren gestraft kunnen worden. Maar Maarten 't Hart vatte zijn taak minder lichtvaardig (luchthartig) op. 't Hart is het laatste halfjaar alom tegenwoordig zodra iets maar naar cultuur ruikt - 't Hart is de (Nederlandse) cultuur zo langzamerhand. Dat komt doordat 't Hart ijverig is. Hij doet gewoon alles wat je hem vraagt. Maarten, weet je nog een onbekende 19e eeuwse schrijver? Volgende week is het stuk al bij de zetter. Maarten, hoe ziet het ideale tijdschrift er voor jou uit? Hij zit al achter zijn typemachine. En wat het mooiste is: hij is zo ontzaglijk aardig - hij zal nooit iemand zeer doen. Maar goed, deze keer laat hij zijn licht dus schijnen over het tijdschriftenwezen. Hij zegt enkele behartigenswaardige (géén woordspeling) dingen over de onzinnige stelling dat kwaliteit zichzelf selekteert, geeft terloops te kennen dat hij ook zijn Fries kent (nieuw aspekt!), en betoogt met betrekking tot De Revisor het volgende: ‘de redaktie let veel te veel op kwaliteit en veel te weinig op groeimogelijkheden’. Volgens de vaderlijke, goedhartige (Namenwitze sind nicht die feinsten, zei mijn leraar Grieks altijd, maar kan ik er wat aan doen dat die man zo heet?) bioloog kan talent in het verborgene niet rijpen; er zou feedback nodig zijn. 't Hart zegt wakker te liggen van het vele mogelijk ongeboren literaire leven - De Revisor zou een soort aborteur zijn. Hierbij bied ik 't Hart (tegen dezelfde bescheiden vergoeding die ik zelf, soms na er speciaal om te hebben moeten vragen, van de firma Athenaeum op mijn giro krijg) het redaktiesekretariaat aan. Dit bestaat onder andere uit het alsmaar hoopvol openritsen van tientallen enveloppen vol ongeboren leven: poëzie en proza waarin alle (ook de ongetwijfeld goede) bedoelingen onzichtbaar zijn geworden. Er komen ook aanbiedingen binnen van Belgische loodgieters, vastbesloten zich geheel aan de letterkunde te wijden, aanbiedingen welteverstaan niet van teksten, maar van voltijdse medewerking (geen Belgenmop, niets tegen ambachten). Op al die post wordt gereageerd, maar hoopvol wordt men er niet van. Alle twijfelgevallen en beter worden gefotokopiëerd, rondgestuurd, bestudeerd en besproken. Het gebeurt inderdaad zelden dat er iemand debuteert.Ga naar eind** Maar dat is helemaal niet erg, zoals de teerhartige (onwetende) 't Hart denkt. Want er bestaat niet één ideaal tijdschrift in de door hem bedoelde zin - er zijn er minstens vijf: Maatstaf, Gedicht, Hollands Maandblad, De Gids, en het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Daar komen vrijwel alle twijfelgevallen terecht. Die vruchten blíjven dus niet ongeboren. Maarten, het groeiproces kòmt op gang - maar elders, en iets later. Gelukkig voor 't Hart dat zijn ideale tijdschrift in allerlei varianten bestaat. En voor De Revisor dat dáár niet naar gestreefd hoeft te worden. In tegenstelling tot 't Hart draagt De Revisor geen enkele verantwoordelijkheid voor de Nederlandse cultuur. Ik schrik. Haastig voeg ik toe: àls ik redakteur van bijvoorbeeld Maatstaf was, zou ik me onophoudelijk afvragen: ‘Is dit een stuk ongeboren leven, is het levensvatbaar?’ Maar ik ben geen redakteur van Maatstaf.
Nicolaas Matsier |