Hans Oranje
Kunnen Griekse tragedies gespeeld worden?
Hoe groot is de vrijheid van een regisseur om met de tekst van een toneelstuk uit het verleden te doen wat hij wil? Ongelimiteerd groot, is het antwoord dat sommige toneel makers geven. Het stuk werd immers geschreven door iemand die rekening hield met een ander publiek, met andere theaterkonventies en met een andere politieke en sociale kontekst van de opvoering. De regisseur-dramaturg moet het stuk daarom ‘vertalen’ naar onze toneelpraktijk toe.
Een tweede argument dat wordt aangevoerd voor een onbeperkte vrijheid is het argument van de artistieke kompetentie van de regisseur. (De term regisseur gebruik ik kortheidshalve voor alle varianten van dramaturgische arbeid aan een bestaand toneelstuk, dooreen dramaturg en/of regisseur, werkgroep, theaterkollektief, enz.) De visie van de regisseur op het stuk is bepalend voor de voorstelling, en dús is de tekst aan die visie ondergeschikt. Tot het uiterste doorgevoerd betekent dat: als één scène uit de Hamlet, ja zelfs één handelingsmoment een regisseur er toe inspireert het stuk op het repertoire te nemen, en als in de voorstelling alleen die scène, dat moment uit Hamlet gehandhaafd blijft, dan is het resultaat toch een voorstelling van de Hamlet als de regisseur dat zo voelt en op het affice laat zetten.
Vooral vanwege dat tweede argument, de artistieke kompetentie, is de vrijheid van een regisseur een intrigerend onderdeel van onze toneelpraktijk. Daarbij is het mij nu niet te doen om de vraag, of het wel fatsoenlijk is om de door de auteur bedoelde eenheid van het dramatische werk aan te tasten. Hier gaat het mij om de vraag of een toneelstuk uit het verleden het verdraagt, dat aan de dramatische konstruktie ervan gesleuteld wordt. Hoewel het misschien mogelijk is uitspraken te doen die voor elke theaterperiode opgaan, hebben mijn beweringen alleen betrekking op de griekse tragedie. Afgezien van een persoonlijke voorkeur verklaar ik die eenzijdigheid uit de tegenwoordige hausse in voorstellingen van griekse drama's; vooral Aeschylus staat onder zware druk. Bovendien weten we van de attische dramaturgie van de vijfde eeuw v. Chr. het minste: de vrijheid van de regisseur om het stuk grondig te bewerken en te veranderen wordt hier het sterkst gevoeld. Er zijn echter enkele tegenstrijdigheden waardoor ik aarzel die vrijheid luidkeels aan te prijzen.
(1) Een orkest dat een hoornconcert van Mozart speelt en daarbij de delen en maten speelt in een andere volgorde dan de komponist had aangegeven; maten weglaat en andere toevoegt, van eigen makelij of uit andere hoornconcerten; dat verder de hoorn-partij door de trompet laat spelen - zo'n orkest bestaat niet. Musici doen zulke dingen niet. Maar akteurs die een voorstelling geven van de Koning Oedipus van Sophocles, kunnen in hun voorstelling best Oedipus willens en wetens zijn vader laten laten vermoorden en zijn moeder beslapen - en toch erkenning vinden bij hun critici, die mogelijk zullen spreken van een verfrissende en indringende kijk op dit treurspel van Sophocles.
(2) Griekse tragedies uit de vijfde eeuw werden geschreven door mensen die ook voor voorstelling regisseerden, de (uitvoerige) muziek komponeerden, de dansen voor soli en koor ontwierpen en, tot halverwege de eeuw, akteerden in hun eigen produktie. De optische kanten van de voorstellingen, decor, kostuums, maskers, tonecleffekten kwamen vermoedelijk het eerst in handen van professionele decorateurs; de professionalisering van de acteurs volgde. Het stuk ging, een enkele uitzondering daargelaten, over een min of meer bekende mythe of legende. De schrijver volgde in grote lijnen het verhaal dat hij gekozen had.
Zo kon hij niet Agamemnon de moordenaar laten zijn van Clytaemestra in plaats van omgekeerd, maar hij kon wel van Orestes een moedermoordenaar maken die onbekommerd de daad volbrengt of één, die zich vertwijfeld afvraagt of dit middel niet erger is dan de kwaal. Het plot, de relatie van de handelingsmomenten, was dus zijn eigen konkrete vormgeving van de bestaande mythe. Antieke opvoeringslijsten registreren deze werkwijze op een treffende manier: ‘In de ambtstermijn van die-en-die funktionaris trad op... Aeschylus met een Oresteia... Sophocles met een Ajax... Euripides met een Heracles... enz.’
In moderne voorstellingen waarbij griekse tragedies in een bewerking worden opgevoerd, zit daarom een ongerijmdheid als zo'n voorstelling wordt betiteld als de Agamenon van Aeschylus of de Ajax van Sophocles. Immers, het grootste gedeelte van de antieke vormgeving is definitief verloren gegaan, en wat we over hebben - tekst - wordt in de bewerking door elkaar gegooid of maar gedeeltelijk gebruikt, en wel die gedeelten die de