| |
| |
| |
Judith Herzberg
Lieve Arthur
Een televisiespel
Het verhaal gaat over drie oude vrouwen. Het oudzijn is echter een bijkomstigheid. Ze hebben er niet op gerekend, de ouderdom heeft ze overvallen, zoals een opstekende wind een tuinfeest verandert: de gasten proberen te doen alsof alles hetzelfde blijft, maar terwijl ze gewoon doorconverseren houden ze de tafelkleedjes vast opdat ze niet wegwapperen, zetten ze zware kannen op de servetjes en klappen ze de parasollen dicht.
Zo ook met de drie (oude) vrouwen. Ze zeggen en beleven hetzelfde als jonge vrouwen. Dat ze oud zijn belet ze hoogstens om iets op een bepaalde maniér te doen, maar echt van iets afzien doen ze geen van drieën.
Het oud-zijn moet wel duidelijk gegeven zijn (de actrices liefst om de 80jaar), maar verder wordt er niet over gepraat, er wordt niet ‘oud’ geacteerd.
Personen: Ada, Lies, Trude - drie zusters.
| |
Scene 1
overdag. interieur huiskamer van ada en lies. lies staat boven op een gammele ladder om een lamp in te draaien. ze komt er af om bij de schakelaar te proberen of hij het doet, maar dat is niet zo, dus gaat ze opnieuw het trapje op.
struikelt naar binnen
Oei! Hè, ik dacht dat ik op zijn staart trapte.
Wie z'n staart? -
stilte
- O god, ik was het alwéér vergeten.
Je raakt ook aan zo'n beest gewend.
probeert nu de fitting te repareren, boven haar hoofd
Nee, ik ben vergeetachtig, dat is alles. Langzaam.
Je bent altijd vergeetachtig geweest. Trek het je niet aan.
denkt na
Vergeetachtig en niet vergeetachtig. Een kopje thee?
Hè ja - Ik moest weer zó lang wachten. Waarom ze dat niet beter regelen. Twee uur wachten voor een prik van een halve minuut. Alsof je niks beters te doen hebt.
maakt het zich makkelijk, benen op tafel
Nou ja, je bent er weer, dat is een ding dat zeker is.
Er was ook een moeder met een kind van een jaar of twaalf, dertien. Toen alle stoelen vol waren zei ze: ‘Neem jij maar even zo'n
klein
stoeltje’.
Deed ze ook braaf, op zo'n kleuterstoeltje.
Ik moest aan mijn eerste menstruatie denken. Hoe ik toen bloedde. Verschrikkelijk. Ik dacht dat ik dood ging. Ik dacht dat kan niet, zo meteen ben ik leeg.
Dat is nu tenminste over.
Ja,
lacht
ik heb er niks geen last meer van. Het gaat over als je een kind hebt gehad.
Lies komt voorzichtig van het trapje af. Ada kijkt ernaar
Ben je mal, daar heeft het niks mee te maken.
schenkt hen beiden een kop thee in, gaat ook zitten, legt haar electriciteitsgereedschap op tafel + kapotte fitting of zoiets
Het zit hier ónder de haren!
Ik moet je iets erg naars vertellen, Ada.
Vertel het dan maar liever niet. Of straks, na het eten.
staat op om
| |
| |
het gereedschap van Lies weg te leggen. Als ze weer wil gaan zitten springt ze op met opnieuw een gilletje:
Oei! hè, nou dacht ik dat-ie op de bank lag. Hij sprong altijd meteen op je plekje als je even opstond. Zeker lekker warm. Nou ja. Wat een schrik. Hij had ook precies de kleur van de bank hè, daarom zag je hem nooit.
Ik ben zó vaak op dat arme beest gaan zitten!
Je zegt de kleur van de bank, maar die bank heeft geen kleur.
Ach doe niet zo somber zeg. Dan heeft Arthur dus ook geen kleur. ‘Wat voor kleur heeft die kat van u?’ ‘Geen kleur’.
Hád die kat.
pakt haar spullen terug en gaat zitten repareren
Ik moet het je toch vertellen. Anders zegje straks: ‘Waarom zeg je dat niet metéén!’
Ja, maar je weet dat ik niet tegen nare dingen kan.
Het is erg vervelend, ik was er ook meteen al tegen dat we die kat naar Arthur noemden, je
moet
nooit een beest naar een mens noemen.
Ach dat hoeven ze toch niet te merken! Wanneer zien we Arthur en Trude nou. Heus ik wen er wel aan. Een paar dagen denk ik dat hij nog leeft, gewoon omdat je zo aan zo'n beest gewend bent
(speelt: die haren zitten er ook nog steeds)
, maar...
onderbreekt haar
Arthur is dood.
Nee, Arthur!
geeft haar telegram
Uit Tanzania. Ze zal wel hierheen komen. Trude komt hierheen.
Naar Holland, ze wil hem hier begraven.
Ada neemt telegram en leest het
Arme Trude, arme, arme Trude. Arme Trude. Trudetje.
barst in snikken uit
Kom kom. Ik vind dat wij moeten aanbieden dat ze bij ons kan komen...
| |
Scene 2
interieur kamer ada en lies. enige tijd later, maar nog vóór
trude's komst:
Zullen we een beetje opruimen? eh, voorbereiden?
Ik zal wel een cake bakken. Dat heeft ze vast lang niet gehad, cake.
Ik bedoel de kamer.
kijkt om zich heen
Je weet hoe Trude is.
Trude is toch niet zo precies.
Nou, ze weet altijd precies wát er in huis is. Ze zal haar deel wel willen hebben ook, nu ze weer hier is.
En van wat we al hebben verkocht?
Dat zit in de huishouding. Ze mag toch blijven logeren zo lang ze wil!
gaat intussen wat kostbaarheden wegbergen, ook een paar schilderijen
Ach doe niet zo overdreven.
De gulheid zelf!
(speelt: die is goed!)
Ze heeft toch nóóit over de erfenis gezeurd?
De gulheid zelf, jij slaat de spijker wel op z'n kop Lies.
opeens heel fel en kwaad
Alles heeft ze me afgenomen. Dat is toch zo?
Alles!
Wat dan? Ik bedoel - welke
dingen?
Dingen, daar had ze geen interesse voor, vroeger. Let maar eens op!
| |
| |
Let maar eens op als ze d'r eenmaal is en ze ziet hoe gezellig we hier zitten. De gulheid zelf. Nou. Omdat ze het niet nodig had, daarom was ze zo gemakkelijk.
fel
Dat is toch zo?
Maar zo zie je al die lege plekken op het behang.
verhangt en verplaatst potten met klimplanten etc. zodat het niet meer
opvalt
En als ze vraagt waar alles is gebleven?
Nou, laten we dan liever zeggen dat we het in bruikleen hebben gegeven. Anders is het meteen zo definitief.
Ik
zeg in elk geval maar bruikleen, voor de zekerheid.
| |
Scene 3
interieur kamer lies en ada. enige tijd later. ada is voor drie mensen tafel aan het dekken. lies is iets technisch aan het repareren, ze houdt wat elektriciteitsdraad in de mond, geeft intussen met gebaren instructies aan ada over hoe het bestek moet worden neergelegd, namelijk nèt andersom, allemaal, dan het nu ligt.
ongeduldig
Hoe bedoel je nou?
Zó om, gewoon.
doet het even voor, blaast een haartje van een bord af
Haartjes van Arthur. Nog steeds.
Denk er aan dat je niet over Arthur praat tegen Trude, hoor. Ik vónd het al geen goed idee om hem zo te noemen.
Je kunt een dooie kat toch moeilijk om-dopen.
En uitleggen dat hij wél Arthur heette, maar
niet
naar Arthur genoemd was en
wel
toevallig net dood is vlak vóór Arthur dood ging, dan kan je helemáál niet.
Straks denken ze nog dat dat
ons
soort humor is.
Alsof ik aldoor over Arthur praat.
Je bent er nog niet helemaal aan gewend, dat hij er niet meer is.
Waar moet ik dan in godsnaam over praten?
Over Arthur natuurlijk.
stilte
Zullen we maar een spelletje gaan doen?
enige tijd stilte, ze gaan echter gèèn spelletje doen
Arthur, ik zou niet weten wat ik dáárover zeggen moet.
Nee, dat is allemaal zo lang geleden. Ik kan me niet eens herinneren wanneer ik begonnen ben hem te vergeten.
Meteen met Walter denk ik.
Nee, na Walter. Toen Walter wegging. Toen werd ik kwaad op Arthur. God, wat was ik kwaad.
| |
Scene 4
de volgende avond. exterieur. straat waarin ada en lies wonen. er komt een taxi aanrijden, die stil houdt bij het tuinhek. de chauffeur stapt uit en haalt uit de achterklep zéér veel, zéér chique bagage.
een kofferset met wat daarbij hoort binnenin de auto zien we trude, die in het achteruitkijk-spiegeltje kijkt of haar haar goed zit. ze stapt uit en wil naar de voordeur lopen, maar aan het schattige kleine tuinhekje zit blijkbaar een burglaralarm die begint te loeien als ze het open wil doen. ze rekent af met de chauffeur en weigert galant het wisselgeld aan te nemen.
intussen komen lies en ada tevoorschijn. de begroeting gaat door het lawaai heen, tot lies op het idee komt het ding af te zetten.
Had dat gezegd, dan waren we je komen halen!
hierna barsten ze alledrie tegelijk inpraten los, terwijl ze het huis ingaan
Gisteravond zaten we hier met ons goeie gedrag, dat had je moeten zien, aldoor op de klok kijken maar we wisten helemáál niet hoe laat het zou worden.
Heb je goed gereisd, heb je ergens moeten overnachten of ben je aan één stuk doorgevlogen. Kom geef maar hier, ga zitten, daar of daar of waar je maar wilt.
Wat is het hier veranderd! En toch hetzelfde helemaal, helemaal hetzelfde gebleven. Nee even m'n benen strekken en het mooiste was nog dat die taxichauffeur...
ze brengen de bagage binnen. Lies sleept met twee grote koffers
We hebben het een beetje anders ingedeeld.
| |
| |
Je kan op de sofa slapen. Je vindt het toch niet erg, op de sofa?
| |
Scene 5
avond. later. interieur. kamer ada en lies.
Het is zo vreemd, dertig jaar lang heeft hij aan m'n kop gezeurd dat hij zo bang was alleen achter te blijven. Dat lag ook veel meer voor de hand, ik dacht het ook. Ik zei altijd voor de grap: ‘Dan had je miet met een oudere vrouw moeten trouwen’.
Ik was als de dood dat hij een jongere in reserve zou nemen.
Hoeveel scheelden jullie ook weer?
Tien. Met mij scheelde hij zes jaar, dat klopt ook, want ik ben vier jaar jonger dan Trude.
Zes jaar, dat is een heel verschil.
Nee, het verschil wordt minder. Op het laatst waren we even oud. We hebben de spiegel die boven het bed hing maar in de eetkamer gehangen.
Nee, het was een vogel. Ik weet niet hoe dat in het Hollands heet. Hij vloog er met ons eigen vliegtuigje tegenaan. Gelukkig was hij alleen. Een Griffon Vulture. Die heb je hier niet geloof ik. Een botsing in de lucht. Hij heeft waarschijnlijk niet lang pijn gehad.
God, nou je het zegt. Helemaal niet aan gedacht. Die zal ook wel gevallen zijn, anders zouden ze toch niet weten wat voor vogel het was. Hebben jullie een woordenboek? Ach, wat kan mij die vogel ook schelen.
Prettig om hier te zijn.
kijkt om ziek keen
Waar is het schilderij?
We eh, we hadden er een beetje genoeg van - we, eh, we hadden zin in iets moderners, hè Lies? Altijd dat ouwe schilderij.
Ja, vader was er dol op. En trots ook. Nog vóórdat iemand inde gaten had dat dat wat wèrd, wat wòrden zou, zàg vader het al.
Het was fantastisch van vader dat hij dat toen al zag, toen niemand zulke dingen nog begreep.
Hij vond de vreemdheid ervan mooi - en wij vinden het niet eens meer vreemd - integendeel.
Moeder zei altijd dat ze voor dat geld liever een keer gezellig met hem was uitgegaan.
Als ze nu nog leefden, zouden ze er drie wereldreizen van kunnen maken.
Ik heb liever het schilderij dan één wereldreis.
Die wereldreizen heb je toch al.
stilte
We zijn zo blij dat je er bent!
Hoewel de aanleiding natuurlijk niet -
Eindelijk weer eens met z'n drieën. Daar heb ik altijd naar verlangd, echt waar. We kunnen overal nog eens naar toegaan, dat lijkt me prettig, overal nog eens naar toe te gaan, net zoals vroeger.
Ja, maar zelfs Schiphol was er niet meer, tenminste niet het echte, het ouwe.
Weet je nog hoe Arthur vliegles kreeg, dat we om de beurt mee de lucht in mochten! O, wat was dat heerlijk koel! Weetje nog?
Daar was ik niet bij, toen werkte ik nog in Davos.
Als ik nog aan die verhalen denk!
Zelfs t.b. bestaat nu niet meer! Gelukkig maar! Als ik denk aan al die arme mensen.
| |
| |
Maar wáár wou je dan eigenlijk heen met z'n drieën?
Weet je wat, we huren een auto. Ik wil ook wel eens zien wat er hier nog over is.
| |
Scene 6
nog later op diezelfde avond. interieur. kamer liesen ada. de sofa is als bed opgemaakt. trude ligt er op. lies komt haar instoppen.
Als jij mijn zuster niet was -
Dan zou ik wensen dat je m'n zuster was.
| |
Scene 7
donkere kamer. ochtend.
trude wordt langzaam wakker, alleen.
draait zich om en merkt dan pas dat Arthur er niet is, wordt echt wakker.
| |
Scene 7a
volgende ochtend. interieur. kamer lies en ada. de gordijnen zijn nog dicht. trude loopt in de nog donkere kamer rond, ze wil een gordijn opendoen en schrikt.
ada komt binnen, doet de gordijnen open en zegt:
Dat is van mijnheer Jacobi.
Heeft die zijn paard dan meegebracht?
Het is een beetje moeilijk hem iets te weigeren.
Lies komt binnen met een blad waarop een ontbijt staat. eieren met eierwarmertjes er overheen en dat soort ouderwetse huislijkheid.
tot Lies
Trude vraag wie mijnheer Jacobi is.
Onze bovenbuurman, toch? De baas van het paard. We hebben er helemaal geen last van, hè Ada?
| |
Scene 8
interieur. kamer van ada en lies. iets later. het ontbijt is halverwege
Alleen een paar dingen, je weet nooit waar je aan gehecht bent. Het pianolopertje dat ik voorvader geborduurd heb - een paar boeken, dingen die me steeds opnieuw te binnen schoten -
Een pianolopertje! Ik denk niet dat er veel mensen zijn die nog weten wat een pianoloper is.
Een klaploper, een loper, een bankloper een - ga maar door.
Zelfs als ze heel muzikaal zijn; weet je dat hier laatst iemand was die kon Strawinsky spelen, maar ik denk niet dat hij geweten had wat een pianoloper was. Ach ja.
Waar is de piano trouwens?
De piano, die is - Je eitje wordt koud.
De piano is naar de stemmer.
Dat was trouwens de stemmer, ook toevallig! Die Strawinsky kon spelen.
Ja, dat gaat tegenwoordig niet zo makkelijk meer hier, allemaal. De melkboer, de bakker, niemand komt meer aan de deur. De stomerij, alles moet je zelf halen en brengen.
En de brievenbus. Heb je de brievenbus niet aan het hek zien hangen? Omdat ze niet meer het tuinpad op en af willen.
En de bushalte, die is ook opgeheven. We moeten nu helemaal naar de spoorwegovergang lopen, daar is nog een bushalte.
Het is een mooie wandeling.
Maar het is een heel eind, met lelijk weer.
Gelukkig hoeven we met lelijk weer bij na nooit weg. Er is hier in huis zoveel te doen.
| |
| |
Maar soms, dan gaan we met mooi weer weg en dan komen we met slecht weer thuis.
Ja, dat is natuurlijk zo.
En met slecht weer is het een heel eind.
Als je alleen met mooi weer buiten kwam, dat zou toch ook niet goed zijn.
Elke dag zou je eigenlijk een flink eind moeten lopen. Doen we ook meestal wel, één van beiden, he Ada?
En zo vaak is het geen slecht weer als je buiten woont.
O, de piano. Nou, eh, voorlopig niet denk ik.
Als jullie hem niet meer hebben, mij best. Maar waarom hebben jullie het lopertje niet bewaard?
Als je jezelf eens horen kon! Een piano meer of minder daar stappen we makkelijk overheen! Denk eens aan Beethoven! Mozart! Toscanini! de hele natuur! ruisende beken! Zonsondergangen! Denk eens aan mijn vioolles! Lies begeleidt me -
Ik zal jullie een nieuwe geven. Een vleugel desnoods. Het enige wat ik zoek is een borduurlapje wat ik heb gemaakt toen mijn enkel gebroken was.
Twee keer heb ik het overgeborduurd want ik had één O vergeten.
Vor
vader stond er en toen heb ik het helemaal uitgehaald. Zo was dat toen. En toen ik het gaf zei moeder het. Ik schaamde me dood. Dat zag hij en toen zei die:
vor
vader, dat klinkt eigenlijk nog mooier. En toen schaamde ik me nog erger. Ik heb me nog nooit zo ellendig gevoeld, nog nooit!
En dáárom wil je het nog eens zien, natuurlijk. Had dat dan gezegd, misschien ligt het op zolder, ik zal straks even kijken.
zingt... waarover spraken zij die drie daar op dat hek, boven op dat hek, op die móóie warme dag in september.
| |
Scene 9
interieur kamer lies en ada, na het ontbijt
met papiertje
Wat hebben we nodig, Ada? Suiker, brood, boter... Waar heb jij trek in Trudetje? Iets echt Hollands - haring?
Alles is echt Hollands. Alles smaakt vanzelf anders, het brood, de jam, àlles.
Anders. Het brengt weer dingen boven. Moeders handen. De broodplank, alles is nog zo hetzelfde gebleven hier. Als ik in Afrika geboren was, had ik die herinneringen dáár, natuurlijk. Het is nu bijna net of ik niet weggeweest ben. Als iemand zeggen zou: ‘Het was een droom, je man, dat land, een lange droom, nu ben je weer wakker, kijk maar, hier is de broodplank’
lacht
dan zou ik het bijna kunnen geloven.
vriendelijk
Bijna. Maar... hòu je nou eigenlijk van haring of niet?
afwezig
Ja, dat lijkt me wel een traktatie.
Weet je dat verhaal nog van die ouwe man die dagenlang op het vliegveld zat. Hij zei: ‘Ik wacht totdat mijn ziel is aangekomen’.
Mijn ziel zit stevig onder mijn arm geklemd. Ik kijk wel uit!
Met of zonder uitjes? De haring?
| |
Scene 10
exterieur. tuin van het huis van ada en lies.
dezelfde ochtend, later. (terwijl lies weg is om boodschappen te doen).
Wat had je er dan gezaaid?
Zúlke bloemen heb je daar, Ada
(maakt gebaren)
fantastische kleuren. Je zou je ogen niet geloven en een schat van een tuinman, zó een schat!
Ik vind die hele grote bloemen altijd iets griezeligs hebben.
| |
| |
| |
Scene 11
zelfde ochtend, later. interieur. keuken van ada en lies.
lies komt terug van het boodschappen doen, met een mandje vol eten.
tot Trude
Vang!
gooit mandarijn of appel of wat het seizoen biedt, dan nog een en nog een
Kun je nog met drie ballen ballen?
Jawel hoor, dat weet ik nog heel goed.
O ja? nou, dan probeer ik het toch?
| |
Scene 12
later. zelfde ochtend.
Wij eten - nou ja
vis
eten we nog wel eens, maar liever niet.
Ada is vegetarisch geworden, uit overtuiging. Vanwege de beesten. Nou en toen was het wèl zo makkelijk voor mij om ook maar mee te gaan doen.
Ze zeggen wel eens dat het ook gezonder is.
Maar dáár doen wij het niet voor.
Weet je zeker dat deze haring - ik ben denk ik de smaak niet meer gewend.
Omdat wij niet mee-eten, daarom smaakt hij je niet.
| |
Scene 13
middag. interieur. lies zit aan de keukentafel.
scene om uit te leggen waarom er verder niemand op de begrafenis is.
met een adresboekje of kaartsysteempje
De van Gelderens?
Zij is ziek, heeft iets aan d'r voeten geloof ik.
Jaap en Maartje, die hebben we in jaren niet gezien, laten we die eerst maar weer eens gewóón vragen.
Die is toch zèlf dood, dat weet je toch?
Ach ja, en trouwens daar zijn
wij
toen ook niet heengeweest. De van Essen? O maar die hebben Arthur nooit ontmoet, dat is ook zo.
Geeft dat? Ze zouden toch voor Trude komen?
Trude herkent ze denk ik niet eens. Trude heeft hier eigenlijk niemand meer, behalve ons.
Ja, behalve ons - En mijnheer Jacobi?
| |
Scene 14
volgende ochtend. exterieur begraafplaats.
heel flink
Lieve Arthur. Nu moet ik hier iets zeggen. En dat kan ik natuurlijk niet. Ik kan niet iets tegen je zeggen als je er niet echt bij bent. We konden altijd over alles praten. Overal over. - Er is één ding dat bijna niemand weet. Dat is dat je zo goed kon koken. Dat klinkt misschien een beetje gek, dat ik dat nou zeg, maar we zijn toch maar onder elkaar. En het betekent meer dan het lijkt, koken. Er zat toewijding in, verzorging. Vooral vis. Je werd de laatste jaren aldoor - ik weet niet hoe ik het moet zeggen, een paraplu, een parasol, een... ik zou bijna zeggen een moeder.
Er is maar één ding waar ik nog zo graag met je over zou willen praten. Maar je zei altijd: ‘Dat kan toch altijd nog’. Het enige waar we nog steeds niet over hebben gepraat dat is over doodgaan.
nog flinker
Ik wil het daar ook nu niet met je over hebben. Dit is niet het moment.
Arthur, we zullen altijd van je blij ven houden. Niet sexueel, niet financieel, maar gewoon, als Mens.
snikkend, zij is de enige die huilt
Arthur, ik denk wel eens dat je ons Trude gestuurd hebt, met opzet, in deze tijd, nu wij het zo moeilijk hebben, dat jij dat begreep, dat je ons daarom Trude gestuurd hebt, om ons te helpen.
| |
Scene 15
dag van de begrafenis. late middag. exterieur. ada en trude
lopen buiten.
Kreeg je nooit eens genoeg van hem, met al die... affaires?
Ik kreeg wel genoeg van die affaires, maar niet van hem.
Hij probeerde het uit te leggen.
Hij is altijd ontrouw geweest, onbetrouwbaar in zijn gevoel.
| |
| |
Ik bedoel - hij zòcht altijd. Hij blééf zoeken. Zelf stelde hij het voor alsof hij steeds iets vònd. Weer iets nieuws, weer iets fantastischers. Ik geloofde daar nooit in. Ik weet nog wel dat ik eens tegen hem zei dat houden van zoiets als wonen was. Iets stabiels. Dat hij net iemand was die zei zó te genieten van waar hij woonde dat hij wel elke week wilde verhuizen.
Hij hield echt van de vrouwen waar hij mee omging. Dat maakte mij juist zo wanhopig soms.
Je moet oppassen dat je hem niet gaat idealiseren.
Dank je wel voor de waarschuwing.
Nou ja, je ziet zo vaak...
Ja, vooral na drie dagen.
Als iemand hem geïdealiseerd heeft ben jij het trouwens eerder dan ik.
Ik heb met hem geleefd, moet je denken.
Waar is die buiging in je stem gebleven. Je had altijd zo'n buiging in je stem.
Zo
(doet na)
jááááá nééééé, ik weet het niet.
Misschien heb je ook wel gelijk. Misschien is het wel prettiger een man helemaal voor jezelf alleen te hebben. Ik kan dat niet beoordelen.
Hij kwam wel steeds terug, maar dat wist ik natuurlijk van te voren nooit.
Je had kunnen zeggen dat je het niet nàm.
Nee, dat kon ik niet. Hoe kan je dat doen? Hier ben ik, de mooiste, voortreffelijkste, onderhoudendste. Dag en nacht geopend. De enige aantrekkelijke. Een gevangenis.
Een paradijs met het hek op slot.
Jij hebt altijd overal een antwoord op.
Wat jij doet is het juiste.
En jij dan? God, laten we niet zo kinderachtig doen.
| |
Scene 16
avond na de begrafenis. interieur. kamer lies en ada. gezellige sfeer, schemerlampen, theelichtje, etc.
Stel je voor, een Russisch en een Amerikaans oorlogsschip, die mekaar midden op zee tegen komen. Denk je dat die het niet heerlijk vinden? Dat de één het niet heerlijk vindt om de ander in de diepte te zien verdwijnen?
Dat
ìs
toch heerlijk.
Welnee, ik geef maar een voorbeeld.
O, ik heb namelijk de hele week de krant niet gelezen.
met koeken
Neemer nog een.
Hier, eet op. Kom nou, je moet er nog van groeien.
En als je opstond, wat deed je dan het eerst?
Naar het schooltje. Kijken of alle juffen er waren. Als er een ziek was voor vervanging zorgen. Zonder telefoon moet je denken.
Financiën regelen, dat soort dingen.
Toch zit er iets vreemd in. Wanneer maakte je bijvoorbeeld jullie bedden op?
Ons bed werd opgemaakt door onze hulp.
Iedereen heeft daar hulp, het is te warm om alles zelf te doen.
Nou, het vreemde vind ik om het huis uit te gaan om zwarte kindertjes op te vangen en intussen thuis het vuile werk...
Ach kom, het vuile werk - Ze zijn
blij
dat ze het mogen doen, echt waar.
Hoor je hier ooit iemand zingen?
er wordt drank tevoorschijn gehaald en borrelglaasjes
Ik wou dat je ons eens een bandje had gestuurd!
Ik ben dol op kinderen. Ik zou ook best zoiets willen doen.
Beginnen jullie alsjeblieft niet over politiek!
... heb ik een vriendin, die heeft twee keer de Amazone op en
| |
| |
Ik wist niet dat de Amazone ook... ik wist niet dat er in Afrika ook -
Grote rivieren, maar niet de Amazone, Trude.
Ik zei niet dat ze
in
Afrika op de Amazone had gevaren.
Is er nog iets van te merken? Heeft ze iets - iets stromends over zich?
Nee, nee, helemaal niet. Eerder iets heel - stabiels.
Gevaarlijk leven, met de stroom mee, tegen de stroom in - struikelen, zoals het water zelf over de rotsen struikelt...
later op de avond. ada is op een stoel gaan staan met een glas wijn in de hand!
Ik vind dat we, al met al, toch reuze geboft hebben. Dat Lies vader en moeder een rustige ouwe dag heeft bezorgd. Dat we dit huis nog hebben, zodat
ik
bij haar in kon trekken daarna, toen ze alleen kwam te staan. Dat Trude bij ons is gekomen, dat we haar konden ontvangen, wat òns leven kleuriger maakt en het hare opvrolijkt naar ik mag hopen. Dat Arthur nu pas - ik bedoel dat Arthur àl die tijd toch bij haar is gebleven - ik bedoel - ik bedoel - er had ook een andere vrouw nu zijn weduwe kunnen worden en dan waren wij - ik bedoel, nou ja het is goed bedoeld. Lies is niet de enige van ons drieën die altijd alles goed bedoelt, daar zit geen haar kwaad bij, hè Lies?
ze gaat naar Lies toe om haar te omhelzen, Lies weert haar vriendelijk en giechelend af
| |
Scene 17
later, zelfde avond. interieur. kamer lies en ada.
aan het eind van de avond met veel drank zijn ada en trude samen bezig het geimproviseerde bed van trude op te maken op de sofa.
Als je zoveel jaar met iemand naar bed gaat, dan wordt het echt iets van je sámen.
Nou alles. En nu, nu die er niet meer is, nu heb ik opeens
niets
meer. Hij heeft het plezier, om zo te zeggen, mee in het graf genomen.
Er blijft nog zoveel over.
tot Ada
Je weet bèst wat ik bedoel.
Zeker wel. Ik vind het na de eerste keer meteen al, je geniet er samen van, maar
hij
neemt het mee naar huis. Dan wil ik bijten. Niet echt natuurlijk.
Wat bedoel je? Doe niet zo flauw.
Het klopt met wat Arthur zei.
Dan had je d'r niet over moeten beginnen. Wat zei die over mij?
Hij zei niks over jou. Hij noemde je iets.
‘Vleesetende Ada’, als je het dan per se weten wil.
Zo, zei die dat.
stilte
Hoezo, ontbrak er dan ergens een stukje aan hem?
Ik
heb er in elk geval niks van gemerkt.
Kom, wie wil er nog een glaasje?
Drink zelf liever eens wat.
Eén moet er nuchter blijven.
Maar waarom
jij
die ene altijd moet zijn? -
Ik
heb weer hele mooie borsten. Iedereen is er trots op. Wil je ze zien?
| |
| |
Ik heb juist hele kleintjes.
Omdat jij de middelste was. Lies en ik hebben mooie grote meegekregen, maar voor jou was er zo gauw niks over, tussendoor.
Dat heb ik aldoor al gedacht. Toen ik drie was dacht ik dat al.
Toen hadden wij toch nog geen borsten?
Ik bestònd toen nog niet eens! ha!
Nee, dat zal eigenlijk wel niet. Maar jullie hadden - ik weet niet - van àlles
opeens ernstig
Nou, de vogeltjes bijvoorbeeld. Daar mocht ik nooit aankomen. Als ik in de buurt kwam riepen jullie al ‘Afblijven’.
Ik maakte ze helemaal niet schuw. Vogels zíjn schuw.
Als je er vlak bij gaat staan worden ze nog schuwer.
Onzin. Ik gaf ze vaak eten, als jullie niet keken.
Zie je wel! Dat is heel slecht voor ze. Te veel en ongeregeld eten. Dat had je
niet
moeten doen.
| |
Scene 18
volgende ochtend. interieur. keuken. zonlicht.
trude en ada wassen af. ada wast, trude droogt. keukendeur staat open naar de tuin. vogelgeluiden.
tot Ada
Je hebt ons zelf gekoppeld.
Hij kwam hier bij me thuis. Ik kon je toch niet weghouden? En bovendien - ik had dat niet verwacht. Je was zoveel - ik had dat
nooit
verwacht.
Ik ook niet, maar ik vond het wel fantastisch, toen. Ik had me altijd zoveel lelijker gevoeld - saai - gewoon.
Ik snap het eigenlijk nog steeds niet, dat hij me zo liet schieten.
Hij liet je niet schieten.
het gesprek wordt afgebroken door lies die binnenkomt en de droge boel in de kast gaat zetten. ada gaat de keuken uit. tussenshot van ada alleen in de kamer in gedachten rommelend in de koffer van trude.
Lies en Trude aan de afwas, Trude droogt nog terwijl Lies de boel opruimt
enige tijd stilte.
tot Lies
Waarom praat ze steeds over Arthur? Waarom praat ze niet over Walter?
Hebben jullie het daar dan nooit over?
Toen Walter pas weg was, maar niet zoveel.
Ze begrijpt het zelf ook niet zo goed geloof ik. Ada en Walter - dat had altijd iets - iets heel voorlopigs. Of het nooit echt tot haar doordrong.
Nu ik hier ben mis ik moeder weer.
Lies zet een stapel borden in de kast
Ik ben nooit weggeweest. Behalve heel vroeger dan.
Voor mij horen ze nog bij dit huis.
Ik heb wel eens behoefte aan een oùdere, om mee te praten en die zijn er dan niet meer.
Ik ben een beetje misselijk.
| |
Scene 19
ochtend zelfde dag, een half uur later. interieur kamer ada en lies. ze maken aanstalten om een dagje uit te gaan.
tot Lies
Je kunt van mij wel een jasje lenen.
Ik dacht aan dat gele met die tressen.
Geel staat Lies niet. Nee, laten we eerlijk zijn.
| |
Scene 20
exterieur. bij de speeltuin. we zien dat trude met een paard
| |
| |
staat te praten ze aait hem over z'n bles en voert hem suikerklontjes.
tot Lies
Ze weet nog niet hoe duur de suiker is geworden hier.
later die dag. exterieur. we zien de gehuurde auto stoppen bij een ouderwetse theetuin (oud valkeveen?) waar behalve tafels en stoelen ook schommels, een wip en een kleine glijbaan zijn. de drie vrouwen stappen uit, keurig gekleed. (ada heeft het gele jasje met de tressen aan). er is verder niemand te bekennen.
| |
Scene 21
Tikkie jij bent hem
ze rent weg
ze doen tikkertje om de lege tafels en stoelen heen, tot we ada buiten adem tegen een boom zien leunen. als lies en trude bij haar komen zegt ze.
| |
Scene 22
exterieur speeltuin. enkele minuten later. ze zitten aan een tafeltje en schuiven wat heen en weer met schaaltjes gevulde koeken, spritsen en kopjes koffie. nog steeds in grapjessfeer
Ada probeert me te vergiftigen.
Jazeker, al de hele tijd.
Ben je niet af en toe misselijk?
Misselijk is niet genoeg -
Wacht maar, ik krijg je nog wel.
| |
Scene 23
ada en trude schommelend langs elkaar heen.
als de schommels weer bij elkaar zijn
Wat denk je? als de schommels weer bij elkaar zijn
exterieur speeltuin. op de wip, trude zit beneden, lies in de
hoogte. trude houdt haar daar terwijl ze haar plagerig-af-wachtend aankijkt. lies ‘antwoordt’ verontschuldigend.
Ik ben gewoon nooit iemand tegengekomen, dat kan toch?
| |
Scene 24
exterieur speeltuin. de drie zusters zijn weer terug aan het tafeltje, een beetje giechelend aan het uitblazen.
Wat gebeurt er met iemands brieven, als...
Je zou je eigen brieven terugwillen zien. Wat je voelde. Wat je overhoudt zijn de dingen die een ànder aan jòu schreef. Maar dat zijn nooit jouw eigen gedachten geweest.
Je hebt nu toch je eigen gedachten.
Wat gebeurt er met iemands brieven, als hij sterft. Krijgt zijn erfgenaam die?
Als ik jouw brieven aan Arthur vind, bij het opruimen, dan zal ik ze niet lezen.
Dat kan je wel of niet geloven, zoals je wilt.
Ik maak er geen geheim van. Als je je liefde niet meer zou durven uiten, uit angst -
Ach Aadje, dat is toch allemaal zó lang geleden.
Zulke dingen vervagen niet. Ik dacht ook dat het lang geleden was, maar nu ik Ada zie is het - ja schat ik kan het ook niet helpen. Ada is zóveel mooier dan ik. Altijd geweest. herneemt zich Ik heb eerlijk gezegd Arthur's papieren wel even vluchtig doorgekeken. Zijn privé papieren ook. In verband met schulden of zo, dat moet nu eenmaal.
Jij hoeft dat niet te doen, daar kan je toch iemand voor vragen? Het lijkt me vréselijk, wat je dan allemaal opeens nog, achteraf, krijgt te verwerken.
Ik wist niet zo gauw iemand, heb even de stapeltjes doorgenomen. Keurig touwtjes erom gedaan had hij en de namen erop - maar de jouwe heb ik niet gezien, Ada - misschien helemaal onderop) -
En je kunt er niet meer over praten met hem, dat lijkt me nog het ergste, geen uitleg vragen -
Trude wou ze ook niet allemaal gaan lèzen, hè Trude?
plagerig
Wie weet, ooit, als ik me verveel? Later?
beslist
Dat zou ik niet doen. Stel je voordat hij héél anders heeft geleefd dan je altijd gedacht hebt.
Dan wordt het tijd dat ik van gedachten verander.
| |
| |
Voorlopig ben je nog gezellig hier.
Helemaal alleen, in een ver land, je verleden in puin -
Wie zegt je dat ik dan helemaal alleen ben?
Ada en Lies kijken elkaar geschrokken aan
| |
Scene 25
exterieur. tafeltje in theetuin. iets later. trude heeft de ‘onschuld’ van hele rijke mensen. zij beseft niet dat het echt iets betekent, die kleine bedragen, er zit geen gemeenheid of berekening bij. we zien een paar keer dat ada en lies ingeldnoodzitten, zoals in het volgende ‘combat de générosité’ in valkeveen, als trude wil betalen.
Nee, wij betalen. Wij hebben je uitgenodigd.
Wat een onzin, wat geeft dat nou.
Ik moet toch honderd gulden wisselen, laat mij nou maar -
Nee, laat ons nou ook eens wat moot jou doen.
Wij hebben toch óók genoten!
Trude staat op om bij het buffet af te gaan rekenen. Ada en Lies kijken in hun portemonnaies. Trude komt terug.
Ada staat op, krijgt ook de portemonnaie van Lies mee. Trude ziet dit en merkt zo dat ze er geen van beiden op gerekend hebben te betalen.
| |
Scene 26
exterieur. straat vóór het huis van lies en ada. later in de middag, zelfde dag. de drie vrouwen zijn de auto aan het wassen, uitvegen etc. lies is vooral bezig met meer technische dingen onder de motorkap, zoals het controleren van de olie etc.
Bezit - Wat is bezit? Ik ben er onder gebukt gegaan, weet je dat? Slapeloze nachten!
Mogadon, Saridon, restaurateurs, werksters, nachtwakers.
Als het regende angst voor lekkages, als het stormde angst voor het dak en de bomen. Schilderijen! Poeh!
En de schilders dan? Als mensen niet meer om de dingen geven, geven ze nergens meer om.
Het is een vervanging. Ze houden van hun dingen in plaats van - in plaats van -
Elkaar? Als ze van elkaar houden, houden ze ook van de dingen om zich heen. Worden zorgvuldig, hechten zich. Kijk maar eens om je heen. Wie verwaarloost zijn spullen?
Bezit is alles wat ik hèb.
Lies gaat naar binnen om een emmer te halen.
Arthur was de zachtheid zelf. Als hij binnenkwam daalde er kalmte in de kamer neer. Hij liep zo zacht, had zulke zachte handen - als sneeuw - als warme sneeuw.
Hij accepteerde alles, begreep alles. Niets was hem vreemd. Overal kon je met hem over praten, je vond dan opeens niets meer gek, omdat hij het begreep. Hij begreep het op een manier...
Hoewel hij veel gelezen had, had hij een inzicht dat niet uit de boeken kwam.
woedend en ook trots
Hij kon hard zijn, hij kon koud zijn, hij kon alles kort en klein slaan.
Trude pakt iets op en gooit het stuk.
Dat hij niet van mij hield? Bedoel je dat?
Je mag jezelf wijsmaken wat je wilt. Alleen, ik kan er niet tegen.
tegen Lies, die komt aanlopen
Waar blijf jij, met je ‘eerbied voor de dingen’.
Waarom blijf je er niet bij om ze te beschermen?
| |
Scene 27
interieur. kamer ada en lies. avond. ada en trude zitten met
de restjes van het eten aan tafel. lies loopt af en aan om af te
ruimen.
Denk je dat het leuk was om altijd te horen:
‘jij? - een zusje van Ada?’ en dan die verbaasde manier van kijken (doet voor: van boven naar beneden en terug) . Nou, dan hoefden ze niks meer te zeggen. Zelfs vader vroeg jou altijd mee.
Omdat ik het kleintje was. Verder nergens om. En tenslotte heb jij gewonnen.
Die zomer toen we met z'n allen in dat houten huisje zaten. Het jaar vóór dat ik Walter leerde kennen. Ik sliep naast jullie kamer. Ik hoorde alles, denk je, hoe denk je dan - terwijl ik Arthur
| |
| |
zèlf - terwijl ik hem kènde, terwijl ik precies wist hoe hij - en jullie maar vrolijk!! heb je dáár dan nooit over gedacht?
God, ik was van plan er nooit meer over te praten. En 's ochtends aan het ontbijt, als ik naar jullie keek -
En ik keek naar jou. Ik wist dat ik zonder jou Arthur nooit had gehad. Zonder jou heb ik hem nooit gehad.
Ik had aan elke vinger tien aanbidders, maar Arthur, die had jij, en ik lag alleen in mijn nauwe bedje.
Ada, we waren allebei bezeten van je.
Jij was wat ons bond. Jij was er elke avond bij. Dat weet je niet, dat kun je ook niet weten, en misschien moet ik het niet zeggen want het is vreselijk. Voor mij was het vreselijk.
We deden niets zonder jou. We moesten eerst over je praten tot je er wàs, tot ik jou was, nee, tot hij jòu in mij zag, nee, nou ja. Ik ook, ik had je ook nodig, zonder jou ging het niet.
Jij bent zo mooi Ada, als klein kind al - iedereen keek naar je, nam je op schoot, vertroetelde je. Ze konden niet van je af blijven! Ze brachten jurkjes voor je mee, je kreeg al tijd dingen om je nòg mooier te maken en ik kreeg speelgoed. Wéét je dat niet meer? En ik ook, je was voor mij het toppunt van aantrekkelijkheid. Als ik aan jou en Arthur dacht -
Dan werd ik verschrikkelijk verliefd.
kalm
Dus als jij met Arthur naar bed ging, dan gebruikten jullie mij daarbij.
Dus eigenlijk was ik ook in Afrika.
razend
Ik was dus nooit echt hier!
ze valt Trude aan, trekt haar aan de haren, kleren, schopt, slaat etc
. Dan was ik daarom nooit echt hier. vecht Dat màg je niet met iemand doen! - Daar kan je iemand niet voor gebruiken, vecht Hoe kon ik dan met Wal ter ook vecht, huilt.
Alleen maar jij, alleen maar jij, Ada.
Hier komt Lies binnen die een enorme stem opzet:
Zijn jullie nou helemaal gek geworden! Hou op, hou op. Hou je gemak een beetje zeg!
Ada en Trude zitten versuft naar haar te kijken
Jezus, ik dacht dat jullie volwassen mensen waren. Ik laat jullie vijf minuten alleen en jullie gedragen je als beesten. Ik kàn jullie wel! Ik heb er genoeg van, weet je dat? Aldoor maar ik - ik - ik - Wie het hardste ‘ik’ kan schreeuwen. Ik kan jullie wel met de koppen tegen elkaar slaan tot de vonken eraf spatten. Wat hebben jullie ooit voor iemand gedaan? Jullie hadden beter niet geboren kunnen worden. Dat meen ik echt. Moet je dat zien! buldert Steken jullie je poten eens uit!!
| |
Scene 28
interieur kamer ada en lies. volgende ochtend. complete omslag van sfeer. alles is ‘licht’. trude legt de laatste hand aan het pakken van haar koffers. de lakens en dekens liggen opgevouwen op een stapel.
Ik heb beloofd dat ik niet te lang weg zou blijven.
Ik heb een vriend. Iemand die jullie niet kennen. Die jullie ook niet kent. Al twee en een half jaar. Zijn vrouw was al gestorven. Ik heb beloofd dat ik - als ik mijn zaakjes hier had afgewikkeld. Misschien gaan we wel trouwen.
Maar waarom zeg je dat niet metéén?
Omdat - vanwege Arthur. Omdat jullie nog zo vol van Arthur waren. Ik dacht - ik wou jullie niet choqueren - en jullie hier alleen. Maar ja. Het huis mogen jullie hebben. Ik zal dat regelen. De Taxi komt zo.
Als je het tegenkomt op zolder - Mijn adres blijft hetzelfde. Hij trekt bij mij in. Ik hoop dat jullie ook, in de toekomst - je weet nooit.
stilte.
Het schilderij had ik nog graag een keer gezien. Daar kwam ik voor, voor jullie en voor het schilderij, ze geeft Lies een zoen
Maar ja, het belangrijkste is toch het leven zelf, dat dat doorgaat. Het spijt me van gisteravond. Het was niet mijn bedoeling. Het was niet leuk...
maar het was misschien toch beter dan niets, ze zoenen elkaar etc.
Ik heb daar nog wat kleren laten liggen, die ik er niet meer in kon krijgen. Dat gele jasje ook.
met veel vrolijk tam-tam, gezwaai etc. vertrekt Trude
shot van ada en lies wuivend in de tuin. als de taxi uit het oog verdwenen is en ada zich omkeert om naar binnen te gaan zet lies de burglar alarm weer op ‘aan’.
|
|