Parallellen
We gaan, de ruimte is groot,
we blijven vlak bij elkaar
Maar wat we elkaar te vertellen hebben
het nu vervlogen, vergeten begin
In onze dromen ontmoeten we elkaar,
houden we van elkaar, zijn we compleet.
Geen van tweeën gaan we ooit verder
dan in de ander en in onszelf.
Is vertalen nu eigenlijk wel of niet mogelijk? Het antwoord is net zo ambivalent als vertalen zelf: vertalen is niet mogelijk, übersetzen wel. De pretentie van het woord ver-talen is te groot, het lijkt alsof het werkelijk zou kunnen: het gedicht opnemen en in een andere taal weer neerzetten. Wittgenstein vergelijkt vertalen met het oplossen van een wiskundig probleem. Wat mij betreft is dat dan een onoplosbaar probleem, omdat er teveel irrationele elementen bij komen. Ik zou het liever vergelijken met politiek, met het schipperen, de compromissen, de keuzes en uiteindelijk de lulligheid die daarbij horen, het nooit iets kunnen bereiken zonder dat je iets anders knauwt, kwetst, geheel of gedeeltelijk stukmaakt, ontkent, veronachtzaamt en, in zekere zin, beledigt. Frans, engels en duits kennen de genadeloze hoogmoed van het woord vertalen niet. Alsof het gedicht analoog aan zoiets als ver-huizen gewoon in een andere taal zou kunnen gaan wonen. Wát er ook in die andere taal gaat wonen, het is nooit meer dàt gedicht. Het beste waar je op kunt hopen is dat je de ziel van een gedicht min of meerongeschonden door die barre operatie heen sleept, maar kijk maar eens op de grond: tussen de benen van dokters en verpleegsters liggen de verdwenen archaismen, de regionale toespelingen, de hoogst persoonlijke eigenaardigheden van periode, plaats en persoon, de schilfers van traditie, vorm, ideologie. Het is al raadselachtig en onachterhaalbaar genoeg dat de anonieme en verdwenen woordenmakers het woord pijn hebben gekozen om pijn uit te drukken, dat ik het weep van Tennyson zou moeten vertalen met wenen en dat van James Merril met huilen. Als daar nog bij moet komen dat je werkelijk zou denken dat bij die miljoenenkoek van ongerijmdheden er ergens, zoals in de wiskunde, een werkelijk juiste en zuivere oplossing mogelijk is, hemel, dan zou er aan de frustraties nooit meer een eind komen.
De vraag van de Revisor is ‘een van mijn favoriete dichters in het nederlands te vertalen’. Stel nu dat ik een Deen was met een buitengewoon grote kennis van het nederlands, zo groot, dat èlke nuance van mijn favoriete gedicht, te weten ‘Liefdesuur’ van Boutens, voor mij begrijpelijk zou zijn. Wat zou ik dan doen, als vertaler, met die hoogst eigenaardige, naar het germaanse zwevende, door de germaanse traditie in het vertalen van de grieken beïnvloede, op zichzelf al archaiserende (en zo prachtige) wendingen als ‘en ginds, aan westerschen schans... bloeit Venus gouden aster open’, hoe kan ik ooit dat rare, sibberige, een beetje NSBachtige, prachtige schans een kans geven? Ik geloof er niet in. En dan praat ik nog niet eens over zulke valkuilen, tankgrachten en prikkeldraadversperringen als metrum en rijm. Nee, Boutens is misschien te ‘vertalen’, Liefdesuur niet. Niet echt.
Moet er daarom maar niet vertaald worden? Er moet meer en meer vertaald