[Heiner Müller (vervolg)]
Geschiedenissen over Homerus
1.
Dikwijls spraken met hem zijn leerlingen zeer uitvoerig, duidend zijn werk, hem vragend om juiste duiding.
Heerlijk vond het de oude zich steeds opnieuw te ontdekken en, geprezen, schonk hij royaal wijn en gebraad.
Het gesprek kwam, aan tafel, bij vlees en wijn, op Thersites, de verfoeide, de zwetser, die opstond in de vergaadring, slim benuttend der groten twist om de buit, de grootste, sprak: Zie de herder der volkren, de eigen schapen scheert en slacht hij als elke herder. En toonde de lege bloedige huurlingen handen bloedig en leeg aan de huurlingen. Toen klonk de vraag rond de tafel: Wat is dat met die Thersites, meester? Ge geeft hem de juiste woorden, maar laat met uw eigen
woorden hem afgaan. Moeilijk lijkt ons dat te begrijpen.
Waarom deed ge 't zo? Homerus: Om te behagen de vorsten.
Vroegen zij hem: Waarvoor dan? De oude: Uit honger. Naar lauw'ren?
Ook. Maar van de laurierboom was hem het blad om het hoofd niet liever dan in de met zorg bereide geurende vleespot.
2.
Onder zijn leerlingen, zegt het verhaal, was ereen, een verstandige,
grote steller van vragen. Elk antwoord keurde hij vragend,
op zoek naar het niets meer vragende antwoord. Deze nu vroeg zittend aan 't water de oude nog eenmaal de vraag van de andrer Keurend bezag hem de oude, en vrolijk hem aanziend, de jonge sprak hij: Een pijl is de waarheid, gif voor de haastige schutter!
Reeds de boog spannen is veel. De pijl blijft een pijl, al verbergt men hem tussen 't riet. De waarheid, gekleed in leugen, blijft waarheid.
En de boog sterft niet met de schutter. Sprak - en verhief zich.
Vertaling: F.S.
‘Projektion 1975’ en ‘Geschichten Von Homer’. Uit: Die Umsiedlerin, Rotbuch 134, Rotbuch Verlag, Berlijn W., 1975.