poging ondernemen om een ervaring, een waarneming, een heel kleine belevenis in konflikt, in tegenspraak te brengen met de eigen of met een vreemde, vaststaande opvatting.
Ik vind elke literatuur vervelend en remmend, dus juist niet vooruitstrevend, die alleen maar ideeën in de kleren steekt, maar waar bij iedere elleboog en bij iedere naad het begrip en het idee naar buiten komt kijken. Vervelend vind ik ook een literatuur die geen ideeën over een toekomst toelaat en die alleen maar waarde hecht aan het vastleggen en aan preciese beschrijvingen. Wat mij interesseert is precies die spanning en dat is het ook wat literatuur voor mij interessant maakt. Zo bezien bestaat er een grote hoeveelheid vooruitstrevende literatuur.
Je noemde zoëven een aantal voorbeelden uit de poëzie...
Ja, maar ook in de andere genres: heel goed vond ik bijvoorbeeld de eerste roman van Karin Struck ‘Klassenliebe’, haar tweede roman, ‘Die Mutter’, vond ik onleesbaar; dan spreken mij de toneelstukken van Kroetz zeer aan, de levendige manier waarop hij ervaringen laat botsen op het idee van hoe het zou moeten zijn. Ook de roman ‘Die Sünden der Armut’ van Ludwig Fels heeft grote indruk op me gemaakt. Die roman is bij ons helaas niet zo bekend geworden. In dat boek vernietigt Fels op zeer grondige wijze de intellektuele voorstelling van een arbeider. Intellektuelen hebben vaak de neiging om wat ze zelf missen aan discipline en body te projekteren op zulke arbeiders en dan maakt zo'n boek duidelijk dat men ook daar behoorlijk kan flippen.
Dat zijn eigenlijk allemaal werken die één ding gemeenschappelijk hebben: ze opereren heel voorzichtig, dus niet bewerend, maar zoekend, vragend en kritisch afmetend, ervaringen afmetend aan opvattingen en ideeën en omgekeerd.
Is deze tendens nu ook logischerwijs verbonden met een formeel avantgardisme?
Het is verbazingwekkend hoe braaf de literatuur op formeel niveau geworden is. Er wordt eigenlijk veel minder geëxperimenteerd dan vroeger. Toch kun je wel stellen dat de dominerende schrijfwijze realistisch van karakter is; zeker niet in de zin van het socialistisch realisme, hoe dat in de verschillende diskussies ook gedefinieerd is. Maar in elk geval kun je zeggen dat de schrijfwijzen zeer dicht bij de spreektaal staan en zich niet aan een kunsttaal oriënteren. Ik denk niet dat dat zo zal blijven, maar ik denk dat het noodzakelijk was na alle experimenten van de konkrete poëzie tot en met de groep van Weense auteurs die uitging van Wittgenstein en grammatikale strukturen onderzocht.
Er is zeer veel geëxperimenteerd zonder dat men eigenlijk echte onderwerpen had. De schrijversgeneratie waarover ik het nu heb heeft gewoon het gevoel gehad dat het nu eerst weer belangrijker is om de vaste grond van de eigen ervaringen onder de voeten te krijgen.
Je denkt dat die situatie gauw weer zal veranderen en dat degeneratie die je zoëven gedefinieerd hebt op zoek is naar nieuwe middelen? Is daarin al een bepaalde richting vast te stellen?
Globaal genomen kan ik dat niet helemaal overzien, maar ik merk wel bij mezelf dat ik vaak niet meer tevreden ben met de middelen die ik gebruik. Ik geloof dat de huidige situatie te maken heeft met het feit dat hoe intensiever je bezig bent met ervaringen die voor je eigen vraagstelling of voor je eigen literaire werk belangrijk zijn, hoe minder kracht je hebt om nieuwe middelen te ontwikkelen.
Omdat we nu leven in een vermoedelijk lange periode waarin de wereld weinig in beweging is, zal dat op de literatuur zeker de uitwerking hebben dat men binnen het gegeven kader, het gegeven ervaringsmateriaal, probeert te experimenteren en vernieuwingen in te voeren. Het is in de geschiedenis van de literatuur altijd zo geweest, en met name in Duitsland, dat de zogenaamde bloeiperiodes van de literatuur, en zo'n periode zie ik in Duitsland weer komen, altijd ontstaan zijn op basis van een politieke nederlaag. Neem als voorbeeld Büchner: ‘Dantons Tod’, ‘Lenz’ enz., die heeft hij geschreven nadat zijn pamfletten door de boeren naar de politie gebracht waren en de hele samenzwering was opgerold. Neem de hele literatuur van de schrijvers na de oorlog, die is ontstaan op basis van een nederlaag.
Hoewel dat in veel gevallen niet de eigen nederlaag was.
Ja, maar het was de politieke nederlaag van een hele generatie, dus het bankroet van een hele generatie, niet waar?
Misschien is er maar één uitzondering en dat is de tijd van de Weimar-republiek. Maar dat heeft weer te maken met het feit dat daar sprake was van een brede massabeweging waarbij de schrijvers niet in de verleiding waren om op de eerste rij van de politieke avant-garde te gaan staan en tegelijkertijd hele nieuwe gedichten uit hun binnenzak te halen. Omdat het een massabeweging was konden zij zich concentreren op de vraag: wat betekent dat voor ons werk en voor onze middelen enz. Iets dergelijks heb je ook bij de Russische Revolutie gehad. Maar we hebben het nu over Duitsland. En voor de burgerlijke literatuur hier geldt mijn stelling, ook voor de links-burgerlijke literatuur zoals ik die maak - want wij zijn in werkelijkheid allemaal burgers, we hebben weliswaar een politiek program en we hebben de mogelijkheid om uit onze klasse te breken, maar we moeten weten dat we burgers zijn en dat onze ervaringen en middelen uit die burgerlijke achtergrond afkomstig zijn.
Jouw eigen buiten-literaire ervaringen spelen een zeer grote rol voor je literaire werk. In ‘Lenz’ staat de studentenbeweging waar je aktief bij betrokken bent geweest centraal, in ‘Een staatsvijand als jij en ik’ is dat het beroepsverbod waar je ook zelf het slachtoffer van bent geweest. Zie je in zulke samenhangen en afhankelijkheden in het algemeen een artistiek voordeel voor een schrijver? Persoonlijker gevraagd: jij oefent nu het vrije beroep van schrijver uit, het specifieke ervaringsgebied dat tot nu toe aan je literaire werk ten grondslag gelegen heeft is weggevallen. Ga je nu een bijdrage leveren aan de inteelt van het literaire bedrijf?