Eigenlijk zou het gedicht hier verder moeten gaan
Kijken naar de hemel waar de wolken langstrekken en denken: Nee, ik zal nooit zelfmoord plegen!
Een verkoopster in de supermarkt: alsof ze allang geen vriendelijkheid meer verwacht, van niemand meer.
Bij het zien van de afgevallen bladeren de gedachte dat er een jaar later niets meer te ontdekken zou kunnen zijn.
‘Wat jij me nu over mij vertelt, dat zeg ik natuurlijk ook tegen mezelf - maar misschien is het goed dat een ander het tegen me zegt, omdat ik mezelf vaak niet wil geloven.’
Ik ken iemand die zijn eigen gedachten zo goed bevielen dat hij er tranen van in zijn ogen kreeg.
Zwavelgeel licht laat op de middag in de slaapkamer, en de gedachte daar al sinds enige tijd als lijk te liggen.
Het ene kind over het andere: ‘Nathalie doet haar best te lachen, om maar te lachen.’
Bij veel mensen betreur je bijna dat ze zullen sterven zonder aan doden te zijn toegekomen, terwijl ze daar toch toe voorbestemd leken.
Een kind heeft de wens op een eiland te willen wonen.
De geschiedenis: haar niet voor je opeisen, je niet door haar laten definiëren - haar verachten, in de anderen die hun persoonlijke nietigheid achter haar verbergen - en haar toch kennen, om de anderen te begrijpen en vooral te doorzien (mijn haat jegens de geschiedenis als asyl voor de Nullen).
als katten tussen de graven van grote kerkhoven:
die voor je wegspringen tussen de graven van grote kerkhoven
‘Ik voelde vanavond na een lange donkere dag het Ik als een (van nature) onbetrouwbare machine voor het op-gang-brengen van de wereld: alsof als het ware eerst het Ik zichzelf moest inschakelen (als een energiecentrale), opdat de wereld verlicht wordt (zichzelf verlicht).’
Het geluk om tenminste minutenlang op een dag te kunnen denken - alsof daaraan noodzakelijkerwijs een lang pijnlijk manco (gemis) aan belevenissen vooraf zou moeten gaan.
Momenten: Voor de deur gaan staan, waar het al nacht is met lichten, en opgelucht adem halen.
Een kind roept met klagende stem in een verre hoek dat het al erg nodig moet - en de werkelijk satanische lust om niet te antwoorden maar te wachten wat er nu gaat gebeuren.
Een buurman werd vaak bezocht door vrienden die hun komst meestal aankondigden meteen claxon die loeide als een koe. Op de dag dat het kind van de buurman gestorven was, kwamen de vrienden 's avonds voor een condoleantiebezoek. Ze kondigden hun komst zoals gewoonlijk met de koe-claxon aan, alleen drukten ze wat zachter.
Blik op de mensen die over straat lopen: Er zijn nog overlevenden.
‘Twee dagen heb ik erop zitten wachten dat iemand iets liefs tegen me zei. Daarna ben ik naar het buitenland gereisd.’
Een vrouw zag op straat een vriendin langslopen. Ze had tranen in haar ogen. Ze keken elkaar alleen maar aan en gingen getroost huns weegs.
‘Ik moet blijven vasthouden aan wat ik zo nu en dan toch kan zijn: dat is mijn trots, mijn waardigheid.’
Een vrouw vertelt: ‘Ik ben een man in de metro nagereden en vond mezelf van station tot station mooier - en toen hij me tenslotte aansprak was ik al ongenaakbaar, zo mooi was ik.’
‘Dat hij over zichzelf praat, gebeurt vaak alleen maar uit verlegenheid!’
Met de boodschappen het huis bereiken en de etenswaren in de koelkast stoppen: alsof voor een paar dagen nu alles veiliggesteld is.
Naar kinderen in de televisiereclame kijken: plotseling het gevoel dat het ontvoeren van kinderen op zijn plaats is.
Op het moment van de hoogste lust het zekere gevoel dat je de eigenlijke lust weer eens gemist hebt.
Ze ontwaakt in de nacht alleen.
Er valt maanlicht in haar kamer.
‘Werktagsgefühle.’ Uit: Merkur. Heft 2, febr. 1976