met deze eeuw ouder word, bewaar ik in mijzelf deze herinnering, dit beeld dat bovenkomt uit een pastorale tijd voor mijn geboorte, deze vondst uit een laag waar alleen de minerale afgrond nog onder ligt.
De Engelsen die opgravingen verrichtten in Ur stuitten, bij het steeds verder uitgraven van hun groeve tussen de lagen puin die waren achtergelaten door de elkaar opvolgende perioden van de Soemerische beschaving, plotseling op een bed van volmaakt schone klei, waarvan ze aanvankelijk aannamen dat het de vroegste sliblaag van de delta was. Er werden metingen verricht en de klei bleek te hoog te liggen om de oorspronkelijke rivierbedding te kunnen zijn; toen ze dieper groeven, ontdekten ze dat de klei na tweeëneenhalve meter ophield en plaats maakte voor nieuwe lagen aarde vol vuursteen en potscherven. Maar terwijl het Soemerische aardewerk op een draaischijf was gemaakt en niet was beschilderd, vertoonden deze fragmenten resten van kleur en waren ze met de hand gemaakt. De vondsten bleken afkomstig te zijn van een totaal verschillende beschaving die wordt aangeduid als ‘al “Ubaid”, en de tweeën eenhalve meter klei waren de tastbare herinnering aan de legendarische zondvloed die werd overleefd door Noach.
Mijn bestaan lijkt eenzelfde gelaagdheid te vertonen. Bovenop ligt een dunne laag puin, minuten, uren en dagen, en de gebeurtenissen en voorwerpen waarmee die dagen gevuld zijn. Helemaal onderaan is de verborgen ruimte waar Harv - die na de dood van zijn moeder de boerderij heeft verkocht en is getrouwd en naar Florida verhuisd - eeuwigdurend ploegt. De laag daartussen, even dik als die tussen het gras en de wolken en niet meer overeenkomst vertonend met klei dan vuur met lucht, wordt gevormd door de dichte leegte waarin de vrouw als een overstroming kwam en ging. Laten we heel duidelijk zijn. Ze is daar niet. Maar ze was er: het bewijs hiervoor is te vinden in de vreemde holheid van vrijwel elke scherf die aan de oppervlakte komt bij het wroeten in de dagen. Hoewel natuurlijk de grootste zorgvuldigheid in acht moet worden genomen bij uitspraken over bewijsmateriaal dat zo breekbaar is, zo verbrokkeld en zo besmeurd met de modder van gelatenheid en vermoeidheid, lijkt elk fragment toch op dezelfde manier hol te zijn; en een soort vorm, of tenminste een aanzet tot een beweging die, als we ons haar ononderbroken doorgaand konden voorstellen, een vorm zou opleveren, die hypothetisch aangeduid zou kunnen worden. Maar we zijn op vastere grond als we gewoon de bovenste dagenlaag beschrijven.
Overvloedig aanwezig zijn kleine accessoires die met kleding te maken hebben, vooral ceintuurs en schoenveters; porseleinen borden, met en zonder ornamenten; roestvrij stalen bestek; tafeltjes met één losse poot; glazen waarin, als onregelmatige juwelen die haastig zijn weggestopt bij de schrikwekkende dood van een koningin uit de oudheid, ijsblokjes zitten; gezichten, stemmen en speelgoed van kinderen; kranten; en geïsoleerde flarden weer, lucht, torens en plantengroei. De volgorde waarin de elementen voorkomen is niet willekeurig; over het algemeen is bij het onderzoeken van elke nieuwe laag een tandenborstel het eerste voorwerp dat wordt gevonden, vaak gevolgd door de versnellingshendel van een auto en een ballpoint, of een vulpen die onveranderlijk uitgedroogd is. Voorbehoedsmiddelen en flesjes waar kennelijk medicijnen in hebben gezeten zijn geen uitzondering. Soms wordt een bladzijde van een boek gevonden samen met een stuk zeep, en verwarrende sneeuwstormen van sigarettenfilters en golfballen moeten moeizaam worden afgegraven. Behoedzaamheid is geboden; dagen zijn, hoewel ze gezamenlijk een schijnbaar eindeloze hoeveelheid afval leveren, afzonderlijk gezien een onwerkelijk dun vlies. Bij de opgravingen van de uiterst kwetsbare graftombe van koningin Shub-ad in Ur kon een onhandig neergezette voet een verborgen schedel verbrijzelen, en een houweel dat een centimeter te diep de grond in werd gedreven kon te vroeg een stuk van een gouden band mee naar boven nemen, of een diadeem, of een gouden beukeblad breekbaarder dan een wafel.
Zo dreigen ook de dagen van mijn leven, zelfs waar de toplaag het sterkst lijkt, tot stof uiteen te vallen en mijn blik te confronteren met een vreselijk, aan zichzelf overgelaten goud in de diepte. Onder de aanraking van oude gevoelens van hoop wijkt het behang uiteen en wordt de afwezigheid van een muur zichtbaar. Een seringenstruik, en het haar van de vrouw overspoelt mij. Gitaarmuziek zweeft uit een raam, en ik draai me om, om te zien of zij het hoort, en ontdek opnieuw dat zij er niet is: verdriet vult mijn mondholte met een smaak van oud metaal, en verlies doorstroomt de doorschijnende ruimte tussen het gras en de wolken als een allesomvattende hypothese van de etherische fysica. Uitgestrekte wegen openen zich naar alle kanten onder deze openbaring, en de hele wereld, met steden en bomen, lijkt een negatieve afdruk van haar afwezigheid, een soort gekleurde holte waaruit haar aanwezigheid gereconstrueerd zou kunnen worden, zoals houten artefacten, die allang tot niets zijn verrot, kunnen worden herschapen uit de indruk die ze in klei hebben achtergelaten, een schaduw van verf en structuur die een vinger gemakkelijker uitwist dan het poederige patroon op een vlindervleugel.
Stel je een strand voor. 's Nachts. Het gewone, onveranderlijke web van de sterren aan de hemel. Boten die op enige afstand van het strand voor anker liggen en zachte klappen uitwisselen met het water. Veel mensen, een picknick; er brandt een groot kampvuur, dat gezichten doet oplichten in het donker. Ze is er. Zij, zij zelf, is er, hier. Verkild van angst onder de mantel van het donker ga ik naar haar toe; het verbaast en verrukt mij dat ze zo menselijk en klein is, teruggebracht in de werkelijkheid naast mijn schouder. ‘Hoe is het met je?’
‘Goed, heel goed.’
‘Nee, hoe is het echt met je.’
‘Dat moet je niet vragen. Het gaat best. Je ziet er heel goed uit.’
‘Dank je.’
Het nerveuze glinsteren van haar ogen, die langs mijn schouder in het vuur kijken, vertaalt het vuur dat mijn vader aeonen geleden aanstak in weer een andere dimensie. Eindelijk kijkt ze