geworden, het gevoel dat de dingen je diep in jezelf gaven was anders geworden. Het ging niet alleen meer om het verschil tussen hitte en kou; licht, duisternis; paars, grauw. Maar het was een verschil in de manier waarop ik angstig was en de manier waarop ik gelukkig was.’ Aan dit fragment is meteen de indringende stijl af te lezen die alle boeken kenmerkt. Maar het gaat me hier om het feit dat de lezer een sleutel in handen wordt gegeven, waarom de wereld haar zo vreemd en vijandig voorkomt. Ze is uit het warme West-Indië van haar jeugd overgeplant in een regenachtig land dat ze niet begrijpt. Later wordt er ook nog onthuld waarom ze overgeplant is en waarom haar familie haar niet uit de verte wat steun geeft. Enige verklaring dus voor het onbestemde gedrag van de ontheemde Anna Morgan. Hoewel Reis door het duister het beste van de drie is, blijven de drie romans uit de jaren dertig oninteressant. Knap geschreven, dat wel, naargeestig van sfeer, dat ook, maar om boven genoemde oorzaken weinig boeiend. Misschien is het ook wel zo dat onze lezersverwachting in de jaren zeventig anders is dan in de jaren dertig.
Alle drie lijken het vingeroefeningen voor de laatste roman Sargasso Zee. Jean Rhys, zelf afkomstig uit Dominica, schreef dit boek in 1966, toen ze zeventig jaar oud was. Het lijkt of de drie vrouwen uit haar vorige romans pas in Antoinette Cossway uit Sargasso Zee hun volledige gestalte krijgen. Sargasso Zee speelt in de jaren dertig van de vorige eeuw op Jamaica. De verwijzingen uit Reis door het duister naar de jeugd van de Creoolse Anna Morgan worden hier uitgewerkt: de verstikkende pracht van het eiland; het geïsoleerd bestaan van een verarmde blanke familie na de bevrijding van de negerslaven: gehaat door de negers, geminacht door de welgestelde blanken; de groezelige mengelmoes van bijgeloof, hitte, roddel, angst, alles wordt prachtig neergeschreven, vanuit het perspectief van het kleine meisje Antoinette Cossway. Het is een haatliefde verhouding waarmee ze naar de gebeurtenissen kijkt: alles lijkt warm en mooi, maar achter het tropische decor loert de verschrikking. Gedeeltelijk zit die verschrikking in de gebeurtenissen zelf, gedeeltelijk ook in de paranoïde wijze waarop Antoinette haar wereld bekijkt. Alle vrouwen bij Jean Rhys hebben deze paranoïde trek, maar pas bij Antoinette is het overtuigend. Wat zij in haar jeugd heeft meegemaakt is voldoende om iemand het vertrouwen te laten verliezen in wat hem overkomt. In deze roman verspringt het vertellers-perspectief ook: in het eerste en het laatste gedeelte is Antoinette Cossway aan het woord, in het middelste gedeelte de man met wie ze getrouwd is. Die wisseling is heel functioneel. Het geeft de lezer de gelegenheid in het middelste gedeelte afstand te nemen van de zwoele atmosfeer en via de ogen van de nuchtere engelse echtgenoot naar de gebeurtenissen te kijken. Zo komt de lezer ook iets te weten van de motieven van de man die zijn vrouw Antoinette meeneemt naar Engeland en haar daar opsluit op de zolder van
Thornfield Hall... Inderdaad, Antoinette Cossway, alias Bertha Mason, is de krankzinnige vrouw van Rochester, de man op wie Jane Eyre verliefd wordt in het boek van Charlotte Brontë. Een zeer verrassende vondst.
Maar toch zou het bij een literaire truc gebleven zijn als de bladzijden vóór dat derde deel niet zo indringend en knap geschreven waren, waardoor de schimmige figuur van de krankzinnige uit Jane Eyre terecht uit haar anonimiteit getild wordt en een volledig leven krijgt toegemeten van Jean Rhys, die met deze laatste roman haar talent bewezen heeft.
Doeschka Meijsing
Jean Rhys: Kwartet, f 14,90;
Reis door het duister, f 14, 90;
Goedemorgen, middernacht, f 14,90;
Sargasso Zee, f 13,90
Uitg. Bruna, Utrecht.