De Revisor. Jaargang 2
(1975)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Marita Mathijsen
| |
[pagina 49]
| |
Het Cromwell-House. Het geschrevene over de prent is van de hand van Van de Linde. Reveil-archief Amsterdam.
Zend er zoo gij kunt een goede vrouw voor mij bij. Ik heb twee dienstmaagden waarvan een a 50 years, doof en krom en de andere 12 years zoodat gij van deze zijde niet bang behoeft te zijn’. De circulaires waarover Van de Linde spreekt, maakten hem tot de risee van de Leidse vriendenkring: Aart Veder stuurde ze door naar zijn broer Willem en naar Van Lennep: ‘Gij zult er hartelijk om lagchen. Hij doceert alles, Hebreeuwse verzen, driehoeksmeting en danskunst ingesloten. Hij noemt zich een graduate of Leijden University, heaving resided a considerable time in France!!! - Voor zooveel goeds zijn zijne prijzen, me judice, veel te laag gesteld’. Van Lennep had toch nogal wat bedenkingen geuit vóórdat hij Van de Linde in zijn plannen wilde steunen, maar deze had hem gerustgesteld. Bijna sacraal klinken zijn beloftes: ‘Indien ik u mag herinneren (...) aan den hoogen prijs dien ik altijd aan uwe genegenheid en achting gehecht heb, en aan het leergeld hetwelk ik voor mijne ligtzinnigheid heb moeten betalen dan zult gij toch wel gevoelen dat hetgeen gij en uwe vrienden thans voor mij doet mij bewaren zal van de geringste afwijking, die mijn onherstelbaar ongeluk zou na zich slepen en mij bovendien in de oogen van hem dien ik steeds als een mijner getrouwste en beste vrienden heb vereerd en bemind, verachtelijk maken’. Aan zijn beperkte onderwijservaring tilde Van de Linde niet zwaar. Hij had de school vóórdat hij haar overnam, herhaaldelijk bezocht en was ervan overtuigd geraakt dat iedereen schoolmeester kon worden. Op de vraag van Van Lennep of hij wel voldoende belangstelling voor de kinderziel aan de dag kon leggen, antwoordde Van de Linde altijd van kinderen gehouden te hebben en dat hij ‘bij voortduring ook op mijne school, door mijn gedrag jegens deze kleinen, het hart hunner moeders zal trachten te winnen’. Het peil van het onderwijs bleek niet erg hoog te zijn: ‘Onderscheidene verbeteringen die ik mij uit de school waar ik geleerd heb herinnerde, heb ik hier reeds ingevoerd, daar het mij voorkomt dat het systheem van Onderwijs in Holland honderd maal beter is dan in Engeland, en ik wilde u daarom verzoeken mij eenige wenken, berigten etc. mede te deelen omtrent de leerwijze in die schoolen die gij wegens uw betrekking als opziener derzelve of lid der Commissie kennen zult’.Ga naar eind3 Een van de voornaamste verbeteringen die Van de Linde invoerde, was het afschaffen van roede en plak. Hij voerde een mild en begripvol beleid, dat vele Engelse scholen in die tijd volledig onbekend was: ‘De roede, die Mr. Dukes [Van de Lindes voorganger] op een verschrikkelijke manier hanteerde, is verwijderd vanaf het eerste ogenblik dat ik de school binnenkwam, en vervangen door een strafsysteem met slechte punten, of, nullen, zoals mijn schoolmeester zei. Daarboven zijn zes prijzen uitgeloofd aan die zes jongens die het grootste aantal goede punten | |
[pagina 50]
| |
verworven hebben aan het eind van het schooljaar; men hoeft dus geen Siegenbeek te zijn om op te merken dat er zowel goede als slechte punten aan de jongens gegeven worden. De ouders (in het algemeen) zijn erg blij met dit milde en verlichte systeem, en bijna dagelijks komen er enkele langs met het doel dat te zeggen en ons te verzekeren dat deze nieuwe methode een zeer gunstige indruk op het jonge gemoed van hun kinderen gemaakt heeft en deze efficiënter opwekt om hun plicht te doen dan ooit roede of rotting hadden kunnen doen. Het is trouwens mijn vaste overtuiging, dat door slaan en oorvijgen geven de slechtste gevoelens van de jongens aangesproken worden, terwijl een beroep gedaan wordt op hun beste vermogens als men straft en beloont met schande en eer. Een schoolmeester kan van bijna alles een straf of een beloning maken, door zelf iets op een bepaalde manier op te vatten. Ik had bijvoorbeeld eens op school een lege plaats naast mij, ik ontdekte spoedig een kind dat ondeugend en lui was. Ik zei “Kom hier bij me zitten, je bent te stout om tussen goede kinderen te zitten: ik kan je niet vertrouwen als ik niet dicht bij je ben, tot je je beter gedraagt”. Het kind huilde bitter om wat het als een straf onderging en gedroeg zich spoedig goed genoeg om de oude plaats weer in te nemen. Niet lang daarna zag ik een andere leerling wiens vlijt en aandacht me plezier deden, ik riep hem met een glimlach naar dezelfde plaats: “Kom bij me”, zei ik “ik wil je graag dicht bij me hebben als je zo je best doet”. Het blijde geluk van het kind bewees voldoende hoe hij mijn argumenten opvatte. Een paar ouders echter zijn helemaal niet gelukkig met de verandering en enkele dagen geleden kwam een moeder me vragen, hoe het kwam dat er de laatste weken geen behoorlijke aandacht meer aan de kinderen van de school besteed werd, omdat ze bij herhaald onderzoek de rug van haar geliefde zoon in goede en gezonde staat had aangetroffen, zonder andere kleuren dan die waarmee de natuur hem begiftigd had, terwijl het vroeger zo'n mooi gezicht was alle kleuren van de regenboog ten toon gespreid te zien over dat deel van het lichaam van haar lieveling, dat in het bijzonder het object was van Mr. Dukes vaderlijke geselingen’.Ga naar eind4 Overigens zijn er over de school van Van de Linde niet zo veel gegevens. Zoals alle privé-scholen in Engeland, was ook die van hem niet aan officiële controles of vergunningen onderworpen. Iedereen kon een ‘private school’ beginnen. Uitgediende militairen, invaliden, bankroete handelaars en werkloze jongejuffrouwen vormden de collega's van Van de Linde. Er bestonden talloze kleine en grote privé-scholen, voor jongens en voor meisjes, voor ‘lager onderwijs’ en voor ‘secundary education’, dagscholen en internaten. Het verschil tussen deze scholen was groot. Er waren er die rechtstreeks voor de universiteiten opleidden en in een strakke gedisciplineerde weelde de jongens grootbrachten. Maar groter was het aantal dat we kennen uit Dickens' beschrijvingen: een arme schoolmeester die van de armoede van zijn leerlingen een somber bestaan had. Ook het verschil in status was groot: er waren schoolmeesters die naast een beroep als schoenlapper of winkelier een paar kinderen aanScholen en schoolmeesters zoals Dickens ze beschreef.
Naar een tekening van F. Barnard uit: Ch. Dickens. Nikolaas Nickleby. Amsterdam-Soerabaia z.j. huis wat rekenen, lezen en schrijven bijbrachten. Andere schoolmeesters hadden plaatselijk een invloed die met die van een dominee te vergelijken was. De privéscholen werden geacht een betere opleiding te geven dan de openbare scholen, en ze zijn dan ook populair bij de hele middenklasse van de Engelse bevolking. Vooral de ouders die hun kinderen na de basisopleiding wat extra scholing wilden geven en geen gouverneur aan huis konden betalen, waren aangewezen op de privé-scholen. De publieke scholen immers zaten vast aan een verouderd programma. Zij waren verplicht de klassieke talen te onderwijzen en mochten niet de moderne vakken invoeren, waar het zich snel verindustrialiserend Engeland behoefte aan had. Handelaars, ambtenaren en industriëlen kozen dus voor hun zonen niet de publieke, maar de privéscholen, waar een bruikbaarder opleiding gegeven werd. Wiskunde, moderne talen, geschiedenis, geografie, natuurkunde e.d. behoorden tot het pakket van deze privé-scholen. Het gold als een statussymbool een buitenlander voor de vreemde talen in dienst te hebben. In de pers van die dagen treft men veel advertenties aan van privé-scholen: de nadruk ligt daarin op degene die onderwijst (een dominee, iemand met een titel) en op de ligging van het schoolgebouw: een gezonde omgeving, een rustige streek telden als aanbeveling. In vele opzichten kon Van de Linde dus concurreren: hij ging door zowel voor Reverend als voor gestudeerd als voor buitenlander, en de ligging van zijn laatste school was excellent. Van de Linde heeft zijn school tweemaal verplaatst. In 1839 verhuisde hij van het Belle Vue House in Islington naar het Wellington House in Stoke Newington, beide bij Londen. In 1843 kon hij het Cromwell-House betrekken, een prachtig patriciërshuis gelegen in het toen nog landelijke Londense voorstadje Highgate. Daar was ruimte voor speelplaatsen, sportvelden en zelfs konden de leerlingen er een eigen tuintje aanleggen. Van de Linde moet zich geleidelijk verbeterd hebben: toen hij begon in Islington had hij 60 dagscholieren en 10 kostkinderen. Boarders betaalden ruim 25£, dagscholieren ruim 4£ per jaar. Het bedrag zegt iets over de status van zijn school: er ligt | |
[pagina 51]
| |
Voorbeeld van een folder van een privé-school (1820).
Uit: M. Seaborne. Education. London 1966. een soort grens bij scholen die minder dan 23£ per jaar vroegen: deze werden tot de armenscholen gerekend. In het Cromwell House hield Van de Linde geen dagscholieren meer. In 1852 had hij 35 ‘parlourboarders’. De leerlingen betaalden dan zo ongeveer 80£ per jaar, hetgeen een aanzienlijk bedrag lijkt. Sommige jaren was de school niet vol, en altijd vroeg Van de Linde Van Lennep leerlingen uit Holland te sturen. De leeftijd van de leerlingen van Van de Linde is niet duidelijk, maar de keren dat hij uitweidde over een leerling in een brief, ging het steeds om iemand tussen 14 en 18 jaar. Waarschijnlijk heeft er in de gemiddelde leeftijd van de leerlingen van Van de Linde ook een verschuiving plaats gevonden: de leerlingen van Islington zullen wel jonger geweest zijn dan die van het Cromwell-House. In Islington lijkt Van de Linde sterk betrokken bij het leven van de gewone Engelse middenklasse. Diverse malen maakte hij een bankroet van ouders van een leerling mee. Hij was daar niet op voorbereid en kwam in moeilijkheden met het afbetalen van de lening. Met zijn leerlingen had hij een intensieve omgang en dat moet een weldaad voor hem geweest zijn na de periode waarin hij alleen met Van Lennep geregelde contacten had. Toch bleef deze steeds degene waar alles om draaide en een schoolfeest dat samenviel met de aankomst van een brief van Van Lennep, kreeg in de ogen van Van de Linde het aanzien, alleen ter ere daarvan op touw gezet te zijn: ‘Ik was niet alleen buiten mij zelven van vreugd bij het ontvangen van uwen hoogstaangenamen brief maar de gansche school deelde in mijne verrukking; geen taalfouten, geene misslagen in multiplicatie of divisie, geen guitenstreeken met de inktpotten, de snuiters of mijn schooljupon werden dien dag bedreven; alles ademde tevredenheid en geluk en gelijk de planeten een bluf slaan met het licht dat zij van onze zon ontfangen, zoo scheenen al mijne jonge kweekelingen zich te koesteren in den gloed der blijdschap die van mijn achtbaar gelaat op den 5den November afstraalde. Die dag was bovendien, althans de avond, een nationaal feest ter herinnering van de ontdekking der buskruidsamenzwering (gunpowder-plot), gesmeed tegen het parlement en de ministers, gelijk gij u herinneren zult. Elken vijfden November gaat men 's morgens vroeg reeds afbeeldingen van Guy Fawkes ronddragen langs de straten en naderhand verbranden, terwijl in den avond al de Voorsteden weergalmen van het geraas door het afsteken van zonnetjes, voetzoekers en vuurwerken van allerlei soort veroorzaakt. De scholen zijn, gelijk gij denken kunt, niet nalatig in het bijdragen van haren penning en menigen schoolmeester ontfangt dien avond een ruime belooning voor het misbruik der rotting en roede, in de klappers en voetzoekers die hem door zijne geliefde discipelen naar de scheenen geworpen worden. Dit was nochthands het geval niet met mij, mijne leerlingen beminnen mij allen en weten dat mijne hoogste vreugde bestaat in hen gelukkig te zien en in het bedrag mijner rekening zoo spoedig mogelijk na quarter-day te ontfangen. Ik veroorloofde hen dus voor het verzamelde geld ten bedragen van £9.15.0!!! vuurwerken te koopen, of liever ik belaste mijn ‘ondermeester met den aankoop, en volgens aloud gebruik werden dezen des avonds in den tuin afgestoken. Gewoonlijk verzamelen zij voor dien dag gedurende het gansche jaar en brengen langs dezen weg zulk eene aanzienlijke som te samen; de ouders van een goed aantal waren tegenwoordig en amuseerden zich verbazend, terwijl ik, die mij weinig bekreun of het parlement in de lucht vliegt of niet, mijne verbeelding dermate opwond dat ik mij ten laatste voorstelde dat alles ter eere van den brief plaats had dien ik in den morgen had ontfangen en dus evenveel genoegen smaakte als mijn kleine smuljurken’. Toen er een keer een ongeluk gebeurde op Van de Lindes school, was zijn bezorgdheid grenzeloos: ‘Ik dacht weinig toen ik eergisteren het begin van dezen brief schreef, dat een allerverschrikkelijkst ongeluk in dien tusschen tijd met een mijner leerlingen in den tuin plaats had, hetwelk hem bijna het leven gekost had en hetzelve in het grootste gevaar heeft gebragt. Ik weet niet of ik in staat zal zijn u alles geregeld mede te deelen, daar ik door den vreesselijken schok, twee dagen en nachten aanhoudend tobben en waken en de onbeschrijfelijke ongerustheid en gemoedsaandoening die mij sints eergisteren foltert, bijna in een staat verkeer als toen te Leiden den bom uitbrak. Ik zal echter trachten u zoo kort mogelijk alles te verhalen (...) Een mijner leerlingen, van wien ik om zijn gedrag, zijne vorderingen etc. zeer veel hield, wandelt in den tuin op stelten, valt ongelukkig met zijn klooten op een der klampen, die hem het scrotum deerlijk openrijt zoodat een der ballen er letterlijk uithangt. Ik was juist in de parlour toen hij bij mij gebragt werd, en dacht eerst dat slechts geschaafd was, spoedig zag ik echter de vreesselijke uitgestrektheid van het gevaar en zond dadelijk om den Chirurgijn. De arme jongen stond eene allerpijnlijkste operatie met onbegrijpelijk veel geduld door, en met tienmaal meer moed dan ik bezat die zijne handen moest vasthouden. Ik dacht dat ik bezwijken zou, doch mijne zwaarste taak kwam aan, om namelijk de moeder het onheil mede te deelen. Ik deed dit echter terstond na de kunstbewerking, en achtte het te meer noodzakelijk daar de Heelmeester mij verklaarde dat zijn leven in het grootste gevaar was. De eerste nachten heeft hij op mijn bed | |
[pagina 52]
| |
De speelplaats van een Engelse kostschool. Uit. The Illustrated London News. 13 mei 1843.
doorgebragt en ik heb met een der boarders (...) nacht en dag aanhoudend bij hem gewaakt. Boven verwachting echter, ja tot ieders verbazing nam hij zoo in beterschap toe, dat hij den derde dag vervoerd werd’. Maar op de duur kon de omgang met zijn jongens geen volwaardige vervanging bieden voor zijn verlangens naar het vaderland, zijn vrienden en een vrouw. Het heimwee kwam op in de lange avonden als de leerlingen in bed lagen en Van de Linde de last van het kostschoolhouden op zich voeldedrukken: ‘Alles is hier op den ouden voet, de betalingen gaan slecht en het kost potten vol pommade om de luizen uit een kostschool te houden. De £12 die een schurk mij schuldig is, zal ik hoogstwaarschijnlijk verliezen en even waarschijnlijk nog £10 daarenboven aan den lawyer betalen moeten. Van mijn huisbaas kan ik geen reparatie krijgen, zoodat mijn heining, die aan den grooten weg uitkomt, er uitziet alsof het huis gebombardeerd werd, al onze jonge duiven sterven in het prilste hunner dagen of worden opgevreten door de kat die bovendien voorleden zondag anderhalf pond van een varkensrib gestolen heeft die juist uit den oven kwam, zoodat de boarders dien dag slechts half genoeg hadden; een hond dien ik gisteren voor 5 sh. kocht zonder in 't minst op het bedrag verdacht te zijn, is heden bevallen van zes welgeboren stamhouders en in de kraam gestorven; het zout slaat op, de aardappelen slaan op, de bloem slaat op en wij eten rijst in plaats van pudding (...); mijn eenige vriendin is een jonge kat die thands op mijn schoot zit en met de pen speelt met welke ik dezen schrijf, waardoor de navolgende inktvlek veroorzaakt is, en mijn eenig gezelschap is mijn ondermeester die zijn kloten voor den haard zit te warmen en de ephemeris van Halley's comeetGa naar eind5 tracht te ontcijferen, waarvan hij, God beter 't, zooveel verstand heeft als Aart [Veder] van zingen; de boarders zien er uit als wolken die door de zon beschenen worden, en snorken thands als apen, de dienstmaagden zingen als lijsters in de keuken. Ik alleen ben beroerd, miserabel, landelijkGa naar eind6, het heimwee plaagt mij, ik verlang om naar 's Hage te gaan gelijk een jonge stamhouder naar de moederborst, ik geloof niet dat ik ooit gelukkig zal zijn, een koud bed verwacht mij’. Eind 1836 speelde een ongelukkige liefdesaffaire met een ‘aller- | |
[pagina 53]
| |
liefste meid, een beeld, een engel, behalve de vleugelen, waarom ik niet rouwig was, daar deze somtijds verdoemd lastig en in den weg moeten zijn’ hem parten. Daarbij waren andere moeilijkheden gekomen: ‘Ziekten in de school, onderscheidene bankroeten, een dronken huishoudster, pecunieele bezwaren, mislukte pogingen tot het aanschaffen van een ander huis, daar mijn tegenwoordig mijn voortgang regtstreeks in de weg staat en mij zelfs aanmerkelijk nadeel toebrengt in hetgeen ik heb, daar ik alleen om deze reden groote moeite heb mijne boarders te behouden. Mislukte pogingen voor een huiswijf, brieven van mijn Leijdsche vrienden Van der Spek cum suis [zijn schuldeisers], geen brieven van Aart of Van der Heim, een ondermeester met een houten-been, dien ik genomen had om in 't eeten uit te zuinigen doch die meer vreet dan iemand die drie beenen heeft, daar het nu van achteren blijkt dat hij in zijn jeugd twee mins (of minnen; hoe spelt men 't?) heeft doodgezogen, 't geen op een slinksche manier in zijne testimonia verzwegen was. Een dansmeester die de jongens gaten in de zolder leert springen, een teekenmeester die aan alle paarden, honden, koeyen etc. een' jongeheer teekent zodat de moeders de teekeningen terugzenden omdat de meester niet meer égards voor the sex betoont, een schermmeester die al de jongens tot copyen van den ondermeester dreigt te maken, en duizend andere kleine bezwaren die ik gaarne wenschte op te tellen; doch ik gevoel er geen lust toe’. Van de Lindes oude Leidse vrienden hielden zich vol wantrouwen op de hoogte van zijn pogingen om een bestaanszekerheid op te bouwen. Het directe contact hernamen zij nog niet, hoe Van Lennep hun ook kon verzekeren dat Van de Linde zich ‘verbeterd’ had. Maar ook Van Lenneps belangstelling hield, althans in de ogen van Van de Linde, niet over: ‘Doch ter zake. Beest! Waarom antwoordt gij niet; of, om juister te spreken, waarom hebt gij niet geantwoord. Zijn uwe vingers verlamd is uw hart versteend of is al uw geld in kalk vermorst en geen cent over om een velletjen postpapier te koopen en aan den afwezigen vriend te schrijven? Wat moet ik denken van zulk een gedrag waarover hemel en aarde wraak roept? O eervergeten dorpspoeet!
Die op Woestduin slechts zuipt en vreet
En d'armen schoolpedant vergeet,
Die thands op 't Engelsche secreet
Aan u nog denkt in 't snijdend leed
Dat hem zijn laatste schijtpil deed
En, wijl hij dit epistel schrijft,
Met kracht zijn maal naar buiten drijft
Gij die mij vaak door dun en dik
Hebt heengesleept, en 't oogenblik
Verwenschen doen dat uw verraad
Mij wist te krijgen van de straat
Dat uw misdadig overleg
Mij lokte van den Heeren-weg,
En langs den ongebaanden grond,
Doorweekt met koe- en varken-stront,
Waar nooit een kroeg of hoerhuis stond,
Gelijk een vuige slachtershond,
Mij vloekend voor u heenen zond,
Tot ik, door 't draven afgemat,
Moest nêêr gaan zitten op mijn gat;
Die daaglijks, voor mijn schaamte heet,
Door 't zand mij mijlen kuy'ren deed;
Of, monster! op de vinkenbaan,
Ten spot van ieder, mis liet slaan!
Van Lennep! gij, die op Woestduin
Zoo vaak mij, in den vruchten-tuin,
Zaagt knielen bij een appelmand,
Met half een spanbroek in mijn hand,
Of druiven knippen voor uw schat,
Met d'andre helleft aan mijn gat;
die mij zaagt springen bij uw broer
Met hêêl mijn spanbroek naar zijn moer!
Zeg: wreedaard! is 't u niet genoeg
Dat ik mijn smart gelaten droeg
En nimmer klaagde in al het leed
Dat uw geweld m'ervaren deed?
Moet ik, uit erf en land verjaagd,
En daaglijks door de spleen geplaagd
Nog lijden dat gij mijn geschrijf
Gebruikt op 't huisjen voor uw lijf
En, in mijn ongehuwden staat,
Me een maand naar antwoord fluiten laat?
Indien voor 't minst een maagdelijn,
Indien een weeuwtjen jong en fijn
In 't leed mijn troosteres mocht zijn,
Mijn gezellinne op 't eenzaam pad,
Mijn vreugd, wanneer ik afgemat
Van 't werk, de middagklok hoor slaan,
De schrandere jeugd naar huis laat gaan
En 't schamel maal gereed zie staan
Maar ach, geen Klaartjen, Koos of Mie,
Om 't maal met mij te deelen zie,
Wanneer ik in mijn slaapsalet
het land krijg aan mijn nieuwe bed
Dat met plezier een Salomon
Met al zijn dames bergen kon
Daar ik er als een vrijgezel
In de eenzaamheid mijn klooten tel;
Die dan in mijn ondraagbre pijn
Een lieflijk kussen van satijn
Een heulsapstortster mij mocht zijn!
Met zulk een lief zou ik gewis
Den vriend die zoo nalatig is
Vergeven zoo hij mij vergat
En dacht dat ik, met zulk een schat,
Zijn troostreên niet van doen en had;
Maar nu, daar ik voor al mijn leed
Geen troost dan in uw brieven weet,
Nu hoop ik dat de galg, o zwijn!
Mij wreke en ras uw straf moog zijn.’Ga naar eind7
| |
[pagina 54]
| |
Van Lennep zal de eerste schreden van Van de Linde op het pad der deugd met belangstelling gevolgd hebben, maar zoveel vertrouwen had Van de Lindes verleden hem niet ingeboezemd, dat hij aan een wezenlijke verandering dacht, toen Van de Linde hem een tijdlang geen verslag uitbracht over verliefdheden. Hij vreesde dat hij niet langer meer ‘de vertrouweling van Van de Lindes hart’ was en op deze veronderstelling schreef Van de Linde verontwaardigd terug: ‘ik wist niet dat hieronder door u verstaan wordt, dat ik u berigt moest geven van elke erectie waarvan mijn pantalon getuige is (...) Neen mijn vriend, nimmer zult gij ophouden te weten wat in mijn hart omgaat, doch wat in mijn broek plaats heeft, raakt u volstrekt niet al hadt gij 50 Saffo's gemaakt’.Ga naar eind8 Toch vindt er in deze jaren bij Van de Linde zoal niet een verandering, dan toch een stabilisering plaats. De maandenHet programma van een toneelvoorstelling door de leerlingen van het Cromwell-House. Reveil-archief Amsterdam.
van onzekerheid en afhankelijkheid hadden hem murw gemaakt en hij greep het schoolmeesterschap aan alsof er geen ander bestaan mogelijk was. Het beroep stelde zijn eisen en hoe langer hoe sterker voelde Van de Linde dat een vrijgezel niet in staat was, de ouders voldoende gerust te stellen over de verzorging van hun kinderen. Hij deed ernstige pogingen om aan een degelijke echtgenote te komen en stelde zelf spottenderwijs een advertentie op: ‘Aan vrouwen van alle standen. Te koop, tegen contante betaling, een schoolmeester, 27 jr., met 63 scholieren, een huis met 10 kamers, 3 keukens enz., een inkomen van 100-300 per jaar, vatbaar voor enorme uitbreiding, en de titel van Reverend. Niemand hoeft te reflecteren die niet beschikt over een grote voorraad lieftalligheid, vriendelijkheid en rechtschapenheid of de leeftijd van 25 jaar al bereikt heeft. De bovengenoemde kwaliteiten zullen worden aanvaard in plaats van contanten. Wend u voor informaties over karakter, temperament etc. etc. tot A.H. v.d. Boon Mesch, prof. in de experimentele chemie’.Ga naar eind9 Het probleem loste zichzelf op: al was Van de Lindes verlangen naar een echtgenote zo ingegeven door de schoolproblemen dat een ‘mariage de raison’ voor de hand lag, hij trof in 1837 een vrouw waar hij dolverliefd op werd, zielsveel van ging houden, die hem 21 jaar aan zich bond zonder dat hij ooit anders dan loftuitingen over haar gaf, of ook maar één onvertogen woord over haar liet vallen. Over de jonge Franse Caroline de Monteuuis waarmee Van de Linde in oktober 1837 trouwde, is niet veel meer bekend dan dat haar vader een kostschool in de buurt van Boulogne bestuurde. Dat Van de Linde, ‘ex-candidaat steunpilaar der kerk’, een ‘rooms-catholyk wezen’ trouwde, beviel Aart Veder niet in het minst, maar Van Lennep was in dat opzicht ruimdenkender en maakte zich alleen bezorgd om de toenemende achteloosheid van Van de Linde in het afbetalen van de schulden. Hij schreef aan Veder, toen hij hoorde dat de overbezorgde jonge echtgenoot voor familiebezoekjes meereisde met zijn vrouw: ‘Wat behoeft de kwast naar Boulogne te reizen om zijne vrouw te halen en brengen, die speelreisjens besparende zoude hij juist, naar mijne berekening, vier termijnen van zijn schuld kunnen afdoen’. Overigens heeft Van de Linde de schuld aan Van Lennep nooit helemaal af kunnen betalen en oefende deze zelden meer dan zachte aandrang uit. Onder invloed van het huwelijk begon Van de Linde de status van zijn school op te schroeven. Twee maal verhuisde hij en het karakter van zijn school veranderde: de betrekkelijk grote school voor eenvoudige burgerjongens in Islington werd in Highgate een kleine school voor zonen van deftige families, waarvan sommigen zich voorbereidden op de universiteit of een militaire academie. Onder Van de Lindes leerlingen daar waren de zonen van een hofkapelaan, een wethouder, een kapitein, een predikant. Met bankroetiers had Van de Linde in het Cromwell-House niets meer te maken. De dagindeling van de school in Highgate kennen we uit de memoires van Van de Lindes oudste zoon, Gérard. Gérard van de Linde, die in 1840 geboren werd, was in zijn tijd een bekende | |
[pagina 55]
| |
accountant. Hij schreef vele leerboekjes over het boekhouden en het bankwezen. In Londen bestaat op het moment nog een accountantsfirma die door hem opgericht is en zijn naam draagt, hoewel er geen nabestaanden van Van de Linde meer aan deelnemen. Gérard gaf in zijn 77e levensjaar zijn herinneringen uit.Ga naar eind10 Het dagelijks programma van de school van zijn vader beschreef hij als volgt. Om ½7 werden de leerlingen gewekt. Van 7 tot 8 u. was er verplicht huiswerk maken. Pas om 8 uur volgden ochtendgebed en ontbijt. Om 9 u. begonnen de lessen, die na een pauze om 11 uur, tot 1 uur doorgingen. Dan was het tijd voor het diner. Om 3 uur was er weer school tot de theetijd om 5 uur. Van 7 tot 8 was studietijd, daarna avondgebed en souper. Om 8.30 gingen de jongelui bedwaarts. In de winter was er 's middags een uur langer speeltijd: de lessen werden dan van 4 tot 6 gegeven. De woensdag- en zaterdagmiddagen hadden de leerlingen vrij. De uren tussen de lessen werden doorgebracht op de speelplaatsen of het cricketveld. Veel tijd ging ook zitten in de voorbereidingen voor de jaarlijkse toneeluitvoeringen, die door de ouders van de leerlingen en de notabelen van Highgate bijgewoond werden. Van de Linde klaagde er vaak over dat hij in de schoolperiodes te weinig tijd overhield om zich met aangename dingen bezig te houden. Zijn spreekwoordelijke gastvrijheid kon hij alleen maar in de vakanties in toepassing brengen en hij smeekte gasten uit Holland hem slechts dan met een bezoek te komen vereren als hij alle tijd kon geven. Ook Van de Lindes vrouw was volledig betrokken bij het kostschoolbedrijf. Niet alleen bestuurde zij de huishouding, ook een gedeelte van het onderwijs, waaronder de muzieklessen, nam zij voor haar rekening. Het is mogelijk, dat Van de Linde na zijn huwelijk een conservatiever schoolmeester werd dan daarvoor. Zijn vrouw bracht een lange traditie in kostschoolhouden mee, die de schoolmeester zonder scholing gretig zal hebben overgenomen. Het valt op dat Van de Linde in zijn latere kostschooljaren nooit meer advies aan Van Lennep vroeg over nieuwe leermiddelen en niet meer vertelde over zijn milde aanpak van de leerlingen. De ongedateerde ‘Advertentie van den Schoolmeester’, die Van Lennep in de bundel gedichten van Van de Linde opnamGa naar eind11 en waarin ‘Mosjeu de jonkheid graag/Met zachtheid leidt en niet met slaag’, lijkt uit de Islington-jaren te stammen. Dat Van de Linde in het Cromwell-House grote waarde hechtte aan de status van zijn school en de stand van zijn leerlingen hoeft niet af te doen aan zijn betekenis als opvoeder, en uit alle bronnen komt Van de Linde te voorschijn als een goed leermeester, met hart voor zijn leerlingen. Te vaak echter groeide zijn taak hem bovenEen gekwelde schoolmeester bij de bekende negentiende-eeuwse Engelse tekenaar Rowlandson. Uit: Rowlandson's drawings for the English dance of death. San Marino 1966.
| |
[pagina 56]
| |
het hoofd en dan klaagde hij zijn nood aan Van Lennep: ‘Gij weet niet wat het is schoolmeester te zijn en kent dus niet het toppunt van menschelijke ellende: Schoolmeesters
Hij die, uit vrije keus,
En in zijn achterkamer,
Met hoofdpijn als een hamer,
En volgestopten neus,
Met klemming op zijn water,
En lusten als een kater,
En met een stijven nek,
En vijf gebroken ruiten,
En deuren die niet sluiten,
En 't pootjen in zijn kuiten,
Er uitziet als een gek;
Is min nog te beklagen
Dan hij, die drie paar dagen,
In 't woelziek schoolvertrek,
De veestlucht en den drek,
De snotneus, d'ezelsvragen,
't Afzichtlijk nagelknagen,
Het krabblend luis-verjagen,
De vuile witte-kragen,
En 't hartverduiv'lend plagen
Der Jonkheid moet verdragen’.Ga naar eind12
Alle foto's zijn vervaardigd in het fotografisch atelier van de Universiteit van Amsterdam.
De gegevens over de Engelse ‘private schools’ zijn voornamelijk ontleend aan: D. Wardle. English popular education 1780-1970. Cambridge 1970 Voor Van Lennep maakte Van de Linde dit tekeningetje van zichzelf als schoolmeester. Reveil-archief Amsterdam.
|
|