De Revisor. Jaargang 2(1975)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Willem van Toorn Twee mannen in een landschap voor BM, die niet meer met zijn dode vader kan praten Voor een goeie vriend maak ik hier een weg tussen twee rijen bomen, zo te zien populieren. Er komen twee mannen aan. Het is zomeravond op dit papier. De vraag is: hoe waar kan dit zijn. Je twijfelt al of je daar loopt. Maar wat niet bestaanbaar zou zijn kan niet gedacht worden ook. Neem aan dat jullie het zijn, vader en zoon. Vullen we verder aan: Brabants land van toen, paarden, een oude schuur wollig van mos, een geur van warm rijp gras; daar gaan ze samen doorheen, langzaam pratend met elkaar. Misschien kun jij ze verstaan. Twintig jaar geleden, ze hebben dus alle tijd: niets gaat meer voorbij in dat verplaatste heden. Loop achter ze en luister naar hun bedachtzaam spreken. In hun andere dimensie is er misschien een teken voor jou dat ik hier niet zie. Maar vergeef ze als het niet komt, als ze niet uit kunnen spreken de woorden die ontbreken aan jouw veertig jaar leven (Vader. Hoor je. Waarom.) Mannen praten niet zo, niet zo vaak althans. Misschien gaat het over de krant of iets op de radio van geen enkel belang. Maar luister, tussen de woorden zeggen de norse stiltes wat jij al zo lang wil horen. Luister dan. De rode zon hangt laag waar ze vandaan kwamen. Tussen de lage huizen vallen hun schaduwen samen. Tijd bij een landschap van vroeger, nog eens uit de auto gezien met W Van de grote weg afgedwaald komen we door oud land. Daken laag langs de kant, bomen tot lanen herhaald en plotseling de rivier: ‘Als kinderen fietsten we hier.’ Tijd glijdt dicht als een val. Verdwijnpunten overal waar je in wegraken kunt. (Exact op ditzelfde punt, twintig jaar minder bezeerd, fietsen we naar het veer. Zeker wacht ze al, tante Jo in de oude tuin aan de overkant, waar schuin zonlicht over de muur valt. Ga zitten en hoe is het thuis. Koffie. Oom Kees komt straks. Zijn jullie niet moe. En 's nachts het nabije fluisterende water als ik luister naar je kuis ademen in de andere kamer.) We zijn er al lang voorbij. De pont is een brug geworden. Namen op de borden duiden aan hoe de tijd dwars door het landschap loopt. Het huis is een gat, gesloopt. Vorige Volgende