dat er helemaal geen theorieën zijn in de literatuurwetenschap; een bewering die meer verduidelijkt over zijn theoriebegrip dan over de literatuurwetenschap).
Hoewel Verdaasdonk wel de ideeën van Kuhn en Lakatos aanstipt, blijft het ontwikkelingsaspekt van theorieën bij zijn analyses van de literatuurtheorie verder buiten beschouwing. Er is overigens enige onduidelijkheid over wat Verdaasdonk precies bedoelt als hij verwijst naar het methodologische kader dat als referentiepunt voor zijn analyses moet gelden. Zijn stoomkursus wetenschapsfilosofie voor beginners (De Revisor I/7) bestaat uit een reeks ingedikte leesverslagen van wetenschapsfilosofische literatuur waaruit duidelijk blijkt dat zoals Verdaasdonk ook zelf al zegt, de methodologie niet bestaat. Wat is nu Verdaasdonk's methodologische kader, dat van Popper, Hempel, Kuhn of Lakatos? Daartussen zijn toch niet onbelangrijke verschillen. Van Feyerabend blijkt hij niet veel te moeten hebben. Als een echte moralist acht hij diens boek Against Method dan ook ongeschikt voor methodologisch minderjarige lezers. Volgens hem is het een amusant maar onevenwichtig boek dat een karikatuur geeft van de moderne wetenschapstheorie en waaraan wetenschapsfilosofen zich nauwelijks zullen storen. Hij is echter bang dat de verkeerde, niet door Feyerabend bedoelde lezers van diens provokaties het slachtoffer zullen worden. Dit zijn dan ‘lezers met onvoldoende kennis van de methodologische literatuur’.
Deze afkeer zal er wel mee te maken hebben dat een door Feyerabend geïnspireerde methodoloog al gauw de neiging zal krijgen om het centrale thema van Verdaasdonk's beschouwingen een dialektische omslag te laten maken, en tegenover zijn bewering dat de koerante literatuurwetenschap niet kompatibel is met enig bestaand methodologisch kader, de stelling te plaatsen dat de koerante methodologie niet kompatibel is met de bestaande literatuurwetenschap. En deze stelling is zo gek nog niet.
Met name het procesgerichte methodologische onderzoek is niet veel hoger ontwikkeld dan de literatuurwetenschap. Pasklare theorieën over de beginfase in de ontwikkeling van een jonge discipline bestaan er nog niet. Zowel Kuhn als Lakatos gaan daar eigenlijk niet zo erg op in. Voeg daarbij de al eerder gekonstateerde eenzijdige aandacht voor algemene methodologie gebaseerd op de natuurwetenschappen, en het wordt duidelijk dat de methodologie net zo goed van de literatuurwetenschap kan leren als omgekeerd.