[Vakmanschap is Meesterschap (vervolg)]
hier gebruikt en niet ‘creëren’, omdat alleen al uit de vele parallellen, die Horatius en andere antieke literatuurtheoretici (Aristoteles, Cicero, Quintilianus) trekken tussen poëzie en schilderkunst, blijkt dat door hen de literatuur wordt beschouwd als een kunst die de werkelijkheid nabootst. Ondanks deze mimetische kunstopvatting luidt het advies van Horatius aan de jonge dichter niet: ‘doe veel levenservaring op, kijk goed uit je ogen, reis veel, en als je een generaal wilt beschrijven, zoek dan voor enige maanden een baantje bij de staf.’ Neen, zijn advies is: ‘documenteer je zelf met filosofische en wetenschappelijke boeken over maatschappelijke problemen, kenmerken van leeftijdsgroepen, karakters, functies e.d. (v. 309-318) en raadpleeg ook de literaire auteurs uit het verleden, die met succes over een en ander geschreven hebben’ (v. 268-269). De literatuur, zeker de Romeinse, is dan ook overeenkomstig deze stelregel in belangrijke mate wel een schilderij, maar niet van de direct ervaren werkelijkheid maar van andere schilderijen: de spiegel weerkaatst spiegelbeelden. Wanneer bv. Vergilius een haven beschrijft (een baai, door een eiland beschut, met hoge rotsen, een paar bomen aan het eind), dan is zijn voorbeeld niet een bepaalde specifieke haven of combinatie van havens aan de Italiaanse of Afrikaanse kust, maar de grootste gemene deler van de havenbeschrijvingen uit de Odyssee van Homerus. Het raadplegen van filosofische en vakwetenschappelijke boeken werkte bovendien de navolging en verwerking van generaliseringen en stereotypen, van het exemplarische en ideale, in de hand. Een zelfde methode werd gevolgd bij het weergeven van conflicten, leeftijden, karakters, gebeurtenissen, waarvan de stereotype elementen werden ontleend aan de geschriften van voorgangers. Vandaar het grote aantal studies over het typische en het topische in de klassieke literatuur; vandaar de
‘bookishness’ van veel van de latere antieke dichtwerken. De opinie van Horatius dat men door voorgangers te bestuderen en na te volgen succes kan hebben bij het eigentijds publiek, ja zelfs bij het nageslacht, of, anders geformuleerd, dat auteurs ‘klassiek’ kunnen zijn en eeuwigheidswaarde bezitten,