Het lijden van de jonge Werther of: surfende uitgevers
In zijn tijd, d.w.z. in de jaren 70 en 80 van de achttiende eeuw, was Het lijden van de jonge Werther van Johann Wolfgang Goethe een explosief boek, en dat is geen overdrijving. Het verhaal van de ongelukkige burger Werther die verliefd raakt op de schone, onbereikbare Lotte, stukloopt op de hardnekkige nog half-feodale konventies en zich tenslotte in zijn typische alles-of-niets-houding met het pistool van Lottes echtgenoot Albert voor zijn kop schiet, dat verhaal en de intensiteit waarmee het door Goethe verteld werd maakten reakties los die huns gelijke nog niet hadden: mede onder invloed van de lektuur van Werther pleegden tal van mensen zelfmoord en er ontstond zonder dat er een gewiekste mode-industrie achter zat (à la Bonny en Clyde) een echte Werther-mode (slappe, vilten hoed, blauwe jas, bruine laarzen, geel vest).
Napoleon nam het boekje mee tijdens de veldtocht naar Egypte. Hij had er wat problemen mee: het tragische liefdesverhaal was volgens hem door Goethe te zeer verbonden met politiek-maatschappelijke vraagstukken. Goethe reageerde met subtiele botheid door te zeggen dat Napoleon Werther weliswaar ijverig bestudeerd had, maar dan zoals een ‘Kriminalrichter seine Akten’ bestudeert.
Wie de nieuwe, onlang bij De Bezige Bij verschenen vertaling van Werther van de hand van Thérèse Cornips leest zal opnieuw geboeid raken door de radikaliteit en de hartstocht waarmee Werther het tot in de laatste konsekwentie vertikt om zich aan te passen aan de eisen en verlangens van de nog feodaal gedikteerde maatschappij. De lezer zal ook zien hoe die maatschappelijke problemen lagen waar Napoleon het al over had: Werther leefde en werd geschreven in een tijd toen de burgerlijke revolutie in Duitsland nog in haar kinderschoenen stond terwijl ze in het buitenland (Engeland, Frankrijk, Nederland) door een ver ontwikkelde handelsbourgeoisie (o.a. dank zij de kolonieën, die Duitsland niet bezat) al veel vaster vormen had aangenomen. Door de immense territoriale verdeeldheid (Duitsland bestond eind van de achttiende eeuw uit zo'n kleine driehonderd politiek vrijwel zelfstandige staatjes) en de daarmee samenhangende ekonomische machteloosheid van het burgerdom (handelsbeperkingen, monetaire komplikaties door de verschillende valuta en belastingsystemen etc.) waren het in Duitsland nog altijd de feodale machthebbers die de lakens uitdeelden en maar schoorvoetend bereid waren om aan bepaalde hervormingen hun zegen te geven. Het burgerdom bereidde zijn emancipatie voor op het vlak van de filosofie, de wetenschappen en de literatuur. De Verlichting is een eerste nationale uiting van de emancipatorische pretenties van het burgerdom. Veel minder bezonnen, veel radikaler en hartstochtelijker, vormt de Sturm und Drang-periode een kwalitatieve voortzetting van de Verlichting. In deze tijd ontstonden naast Het lijden van de jonge Werther ook de beroemde drama's Kabale und Liebe en Die Räuber van Schiller. Ingekankerde opvattingen als zouden Verlichting (‘verstand’) en Sturm und Drang (‘gevoel’, ‘emotie’) nauwelijks iets met elkaar te maken hebben horen
in het grote fabeltjesboek thuis.
Het is vooral Georg Lukács geweest die de argumenten en schijnargumenten in dat verband op een rijtje heeft gezet in zijn verhelderende opstel over Werther uit 1936 (In: Georg Lukács: Faus und Faustus. Rowohlt Verlag, Reinbek bei Hamburg 1967).
Tegen deze achtergronden begint zich langzaam het beeld van de reële Werther af te tekenen. Zijn verbondenheid met de natuur, zijn engagement voor de onderdrukten en zijn enthousiasme voor het kinderlijk gemoed zijn geen dweperij in de negatieve zin van het woord, zijn vrijwillig gekozen dood is geen individueel psychisch probleem; integendeel: alle komponenten van het subjekt Werther impliceren objektieve momenten van de strijd van het burgerdom tegen de machten die een vrije ekonomische en geestelijke ontplooiing van het vrije individu onmogelijk maakten. Het historische verraad van het Duitse burgerdom - toen het in de negentiende eeuw zijn idealen kompromitteerde (zie het verloop van de revolutie van 1848/49) door in het eigen klassebelang een bondgenootschap met de oude feodale machten te sluiten tegen de emancipatorische verlangens van het proletariaat - kon vanzelfsprekend in Het lijden van de jonge Werther nog niet aan de orde zijn. In de achttiende eeuw ging het er nog om eerst de feodale machtsstrukturen en de eko-