kend netjes, ze bewoog maar nauwelijks haar vingertoppen en hield haar benen stijf tegen elkaar. Mina keek naar haar mannenschoenen. Trinidad ontweek haar blik, zonder op te kijken, schoof haar voeten nauwelijks merkbaar naar achteren en onderbrak haar werk.
- Wat is er gebeurd? zei ze.
Mina boog zich naar haar toe.
- Hij is weg, zei ze.
Trinidad liet de schaar in haar schoot vallen.
- Nee!
- Hij is weg, herhaalde Mina.
Trinidad keek haar aan zonder met haar ogen te knipperen.
Een verticale rimpel scheidde haar doorlopende wenkbrauwen.
- En wat nu? vroeg ze.
Mina antwoordde met vaste stem.
- Nu... niets.
Trinidad nam voor tien uur afscheid.
Opgelucht omdat ze haar hart had uitgestort, hield Mina haar nog even staande, om de dode muizen in het privaat te gooien. De blinde vrouw was de rozen aan het snoeien.
- Wedden dat je niet weet wat er in deze doos zit, zei Mina in het voorbijgaan.
Ze schudde de doos met muizen.
Het oudje luisterde aandachtig.
- Doe het nog eens, zei ze.
Mina herhaalde de beweging, maar de blinde vrouw kon de voorwerpen niet thuisbrengen, zelfs niet nadat ze voor de derde keer met haar wijsvinger aan haar oor geluisterd had.
- Het zijn de muizen die gisteravond in de kerk in de vallen geraakt zijn, zei Mina.
Toen ze terugkwam, liep ze zonder iets te zeggen het oudje voorbij. Maar deze kwam haar achterna. Toen ze de kamer inkwam, zat Mina alleen bij het gesloten raam de kunstrozen af te maken.
- Mina, zei de blinde vrouw. Als je gelukkig wilt worden, moet je je hart niet bij vreemden uitstorten.
Mina keek haar zonder iets te zeggen aan. De blinde vrouw ging op de stoel tegenover haar zitten en probeerde haar bij het werk te helpen. Maar Mina belette het haar.
- Je bent zenuwachtig, zei het oudje.
- Dat is jouw schuld, zei Mina.
Waarom ben je niet naar de kerk gegaan? vroeg de blinde vrouw.
Dat weet jíj beter dan wie ook.
Als het om de mouwen was, dan had je niet de moeite genomen het huis uit te gaan, zei de blinde vrouw. Onderweg wachtte iemand je op en die heeft je van streek gemaakt.
Mina bewoog haar handen heen en weer voor de ogen van haar grootmoeder alsof ze een onzichtbare ruit schoonveegde.
- Je bent helderziende, zei ze.
- Je bent vanmorgen twee keer naar de WC gegaan, zei het oudje. Je gaat nooit vaker dan één keer.
Mina ging door met de rozen.
- Zou je me willen laten zien wat je in de la van de kast bewaart? vroeg de blinde vrouw.
Rustig stak Mina de roos tussen het raamkozijn, haalde de drie sleuteltjes uit haar keurslijfje, stopte die de blinde vrouw in de hand en sloot zelf haar vingers er omheen.
- Ga maar met je eigen ogen kijken, zei ze.
De blinde vrouw betastte de sleuteltjes met haar vingertoppen.
- Mijn ogen kunnen niet onder in de beerput kijken.
Mina hief haar hoofd op en toen onderging ze een heel andere gewaarwording: ze voelde dat de blinde vrouw wist dat ze naar haar keek.
- Spring dan maar in de beerput, als je zo geïnteresseerd bent in mijn zaken, zei ze.
De blinde vrouw reageerde niet op haar uitval.
- Je ligt altijd tot in het holst van de nacht in je bed te schrijven, zei ze.
- Jij doet zelf het licht uit, zei Mina.
- En dan knip jíj meteen de zaklantaarn aan, zei de blinde vrouw.
Aan je ademhaling te horen, zou ik dan kunnen zeggen wat je aan het schrijven bent.
Mina deed haar best om zich niet op te winden.
- Nou goed, zei ze, zonder op te kijken. En stel dat het zo is, wat dan nog?
Niets, antwoordde de blinde vrouw. Behalve dat je daardoor de communie van de eerste vrijdag gemist hebt.
Mina pakte met beide handen de rol garen, de schaar en een handvol onafgemaakte stelen en rozen. Ze legde alles in de mand en keek het oudje strak aan.
- Wil je dan van me horen wat ik op de plee deed? vroeg ze.
Beiden bleven daar afwachtend zitten, totdat Mina haar eigen vraag beantwoordde: Ik ging kakken.
De blinde vrouw gooide de drie sleuteltjes in de mand.
- Dat zou een goed excuus zijn, mompelde ze, terwijl ze naar de keuken liep. Je zou me overtuigd hebben, als dit niet de eerste keer van je leven was, dat ik je zoiets plats hoor zeggen.
De moeder van Mina kwam van de andere kant van de galerij aanlopen, haar armen vol doornige takken.
- Wat is er aan de hand? vroeg ze.
- Ik ben gek, zei de blinde vrouw. Maar blijkbaar denken ze er nog niet over me naar het gekkenhuis te sturen zolang ik niet met stenen begin te gooien.
vertaling: Aline Glastra van Loon, Anneke Roos, Mieke Westra.