De Revisor. Jaargang 2
(1975)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Dirk Ayelt Kooiman
| |
[pagina 33]
| |
lichten heeft Herzog van verschillende kunstmiddelen gebruik gemaakt. Het idyllische aanvangsbeeld, een vijver met op een vlondertje een vrouw die bezig is met de was, krijgt een fragment mee uit Mozarts Zauberflöte (‘Is liefde het antwoord? Ja, liefde is het antwoord’); Hausers ‘geboorte’, wanneer hij door de anonieme man uit zijn kelder is gehaald en naar de top van een heuvel gevoerd om hem te leren lopen, wordt ondersteund door dramatische koormuziek, terwijl men later, bij een sleutelscène, het Adagio van Albinoni te horen krijgt: een sterker cliché is nauwelijks te vinden wanneer het gaat om een symbolische aankondiging
van de dood. Op soortgelijke wijze wordt eveneens met visuele clichés gewerkt. Op Hausers genoemde ‘geboorte’, die zich afspeelt met een weids vergezicht als achtergrond, volgen lyrische beelden van korenvelden en zeegezichten: dit is de schepping, de wereld, de natuur. Hoe esthetisch ook, het beeld is niet autonoom, maar staat in relatie met zijn betekenis als een adjectief ten opzichte van een substantief. En als zodanig dient het ‘gelezen’ te worden. Herzog heeft de geschiedenis van Kaspar Hauser getransformeerd tot een parabel. Hij doet geen poging tot rekonstruktie, iedere werkelijkheidssuggestie wordt, zij het op onnadrukkelijke wijze, vermeden. Wanneer de anonieme man Hauser het stadje binnendraagt waar het verhaal verder gesitueerd wordt, is het niet bij nacht en ontij maar bij daglicht. Er zit een vrouwtje bij de hoek van de straat; ze schenkt geen aandacht aan het toch wel merkwaardige tafereeltje. De wereld die Hauser vervolgens aantreft is geen spiegelbeeld van een denkbare contemporaine werkelijkheid, het is een uit romantische clichés opgebouwd decor: de Biedermeier zoals hij zichzelf zag, een tot leven gewekt schilderij uit de school van het burgerlijk realisme. De wereld is een lieflijk openluchtmuseum, waar brave, gekostumeerde burgers van de prins geen kwaad weten. Het is met het schijnbeeld van deze schijnwereld dat Herzog zijn Kaspar Hauser laat kontrasteren, en het is een Hauser die er diametraal tegenover staat: uitgebeeld door Bruno S., die het grootste deel van zijn leven sleet in inrichtingen en gevangenissen en zijn rol op niet te overtreffen wijze vervult zonder hem te hoeven spelen. Hauser is de waarheidszoeker die de wereld betrapt op normen en konventies. De anekdotiek die daarop betrekking heeft is rijk en trefzeker; het is één wijselijk gehanteerd understatement. Kaspar die aan voorwerpen menselijke eigenschappen toekent: ‘Dit is een heel slim appeltje’. Kaspar die ontdaan een kerkdienst uitloopt: ‘Al die mensen die schreeuwen! En als ze ophouden met schreeuwen begint de dominee te schreeuwen!’ In die zin kan het verhaal opgevat worden als de geschiedenis van een menswording. Het keerpunt in de film is een scène waarin de vriendelijke heer Daumer, die zich over Kaspar heeft ontfermd en hem in zijn huis heeft opgenomen, hem de verzekering geeft dat het werkelijk heel goed met hem gaat, dat hij, om het triviaal te zeggen, heel aardig bezig is ‘gewoon’ te worden. Heeft hij niet onlangs laten blijken eindelijk een droom van de werkelijkheid te kunnen onderscheiden? Daarmee is geraakt aan de paradox die Herzog verbeeld heeft: men wordt mens om het leven te verleren. Dan is tevens het ogenblik aangebroken waarop Kaspar Hauser kan verdwijnen - of al verdwenen is. Hij is een mens geworden met het bewustzijn van de menselijke limiet, en zijn moordenaar motiveert zijn daad als volgt: ‘Hij zal me nu herkennen...’ - Een moordenaar met de zwarte cape en hoed die zijn karakter van ‘bad guy’, duivel, dood, symboliseren. De werkelijke identiteit van Kaspar Hauser kan nu prijs gegeven, maar evengoed - zoals gebeurt - verzwegen worden: hij is iemand geworden, iederéén geworden. Jeder für sich und Gott gegen alle. De paradox gaat in de gedaante van een paradox. |
|