De Revisor. Jaargang 2
(1975)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
IDie hoge ogen wierp
en toch
verloren stond -
nietig in winterlicht
man van het grasvolk
archipoëet
maar geen jongen meer
van de vlakte
die spitse spraakmakers tegensprak
alles verspeelde, over de tong
ging -
toen door de bergen trok
tramontane
| |
IIKocht je die wafels, die stenen roos niet
in karlsbad krynica
of spa?
zag je
dit park
dronk je
dat water
snoof zij
die geur soms, dat vlugzout
in biarritz mariënbad
of de karpaten?
er zijn altijd plaatsen
waar men geweest is
voor men er kwam
het spoor lost op, raakt
zoek tussen boheemse heuvelplooien
waar generaals zonder leger
hun laatste slag of
de hand aan zichzelf
sloegen
rolt in de verte
op zomerse dagen
de rode armee
somber zingend
voorbij
Maar onder de blauwe arcade
blaast de fanfare nog altijd
die slepende wals tussen weense coulissen
| |
[pagina 12]
| |
III‘Moeder! ik speelde va-
banque en verloor
de wissels (verzilverd) de tafels (verwisseld) promessen (als
steeds ingelost)
de croupier evenwel
die in hemdsmouwen harkte (alsof
het zondag en eeuwig herfst
in zijn tuin was)’
| |
IV‘De ingesnoerde geliefde bewoog
steeds haar neusvleugels,
zweet-
druppels parelden onder mijn snor
haar uitzet mijn inzet
de fiches, de vingers, de as
in haar drinkglas
de vale lach van de makelaar
(die niet eens
frans sprak)
zij toen van slag en ik zat -
tussen geknakte sigaren en gebroken
beloftes’
| |
VWie ijlde daar
over de klinkers
wie snelde zo
even door tuinen en vochtige stegen?
de klamme dichter
die naar zijn huurkamer vloog?
had hij zijn onschuld
en zij haar muil
korf verloren?
(ook haar lijfje hing
aan dat gietijzeren hek
tussen heggen)
| |
VIWie ging
aan rozen & rupsen voorbij
op de nimmer verzoolde lakschoenen
van zijn verleden?
de kolonel
die vertwijfeld zijn knevel
in plaats van winsten
opstreek?
haar oom buiten dienst
die genoegdoening eiste
en uit voorzorg een badhuis
betrad?
de ochtend stond achter loden gordijnen
de mond van de archipoëet
proefde honing
en zouten tranen
omme ghebruken van minnen natuere
smaecte hi bitteren suere -
| |
VIIeen smetteloos duel op eeuwig ketsende pistolen
| |
VIII‘Ik geef mij
gewonnen
en speel in de stoom
het verdwijnspel;
de tastbare droom van een lichaam
treedt steels
terug
Terwijl je stem al verbleekt
in de nevels
wenk je nog na
op het netvlies
(waar men ook kijkt
zweten de tegels)
| |
[pagina 13]
| |
tot ik je op de gok
in de nek spring
maar vloekend
de mist inga
met een beschonken boheemse
mais oui, ja
wohl, ja
zeker, we smoren
de woede
en drinken het af
ze schenkt
mij genade,
geeft zoenen
en geitekaas
toe’
| |
IXWimpers en wenkbrauwen
wit;
zwavel klit
aan plavuizen in oude passages
en vreet
als urine
een geelspoor door sneeuw in de straten
de badhuizen dicht, de villaas
verlaten en ook
het warmgestookt eethuis
vroegtijdig vergrendeld
als eens het hart
de roos, de beker, de bitterkruik
in de vitrine -
alles heeft nog de vorm
die niet de toekomst voorspelde
al die gezichten zonder verleden
al die damp om vergeten verliezers
(het systeem
dat nooit klopt, de zelfmoord
die steeds verdaagd werd)
hoe de stoom uit de bronnen voorbij drijft voorbij
dreef
door lege arcades en gaanderijen -
toen liefde nog geenszins eenvoudig,
de vorm
in zijn holheid dus heel
volmaakt was
waar men zijn speelkoorts met modderkuren
maskeerde
knipoogt nu zelfs geen flipperkast
naar de gokzuchtige koukleum
| |
XZoals het was, daar
en toen,
en onder die omstandigheden
men poogt met een handvol
vuurvaste woorden
een blinde vlek
als terloops
te omsingelen
om na jaren van
overvloedige schaarste
te lezen
zoals het was, daar
en toen,
en onder die omstandigheden
men heeft veel geleden
men liet ook iets na
er was geen berouw
niets heeft hem gespeten
daar
en toen,
en onder die omstandigheden
|
|