met De Midzomernachtsdroom, Troilus, met de nar van Learen met Falstaff meer steek houdt (Theatre of the Absurd, '62) - in ieder geval is het een realistischer, want bescheidener opzet dan die van Sontag en Abel.
Al met al heb ik de aanvangsvraag uit het oog verloren. Kan er nu, in Nederland, een tragedie geschreven worden? Het obstakel van het zelfbewustzijn is nu opgeruimd; het patatoneel van de absurdisten als niet voor tragedie in aanmerking komend afgedaan; en de mogelijkheid van een moderne, realistische tragedie (Ibsen, Tsjechof, O'Neill, Williams, Albee) erkend. Een aantal eigentijdse buitenlanders is dit seizoen in staat gebleken om een tragedie binnen deze traditie te schrijven - Peter Shaffer bijvoorbeeld, met Equus; Stephen Poliakoff, met Clever Soldiers, en Edward Bond, met Bingo. Hoe stond het met Nederland?
De drie Centrum-stukken waren komedie, in de betekenis van: de gedragingen van mensen verbeeldend. In verwachting van Bernlef was een zedeschildering van een kleinbehuisd huwelijk - droevig, dat wel, maar geen tragedie, want het stuk eindigde zoals het begon, alleen navranter: de inwonende vader was weggewerkt (zie vorig Pluchen Achterwerk); hetzelfde geldt voor De Babyfoon van Herman Lugterink, ongetwijfeld het beste stuk dat in jaren geschreven is; en Parende Mussen van Gerard Lemmens had een tragedie kunnen wezen, maar dan was het een Albee geworden (zie vorig Pluchen Achterwerk). Het is niet mijn bedoeling het ‘Centrumtoneel’ (dat zo langzamerhand een genre geworden is) naar beneden te halen - intengendeel, het is, zolang we het komedie noemen, beslist het beste wat er geboden wordt.
Het enige nederlandstalige stuk dat dit jaar aanspraak kon maken op het predikaat tragedie was De stilte aan de andere kant van de heg van Eric Schneider, vertoond door Globe, en daarmee is de vraag beantwoord. Een eigentijdse Nederlander kan een tragedie schrijven, welzeker - al is hiermee niet gezegd dat het een volmaakt kunstwerk geworden is.
Maar een tragedie is een tragedie, en in een tijdsgewricht waarin zelfs de Gijsbrecht met man en macht van zijn tragiek wordt ontdaan (zie vorig Pluchen Achterwerk), moeten we blij zijn met wat we hebben.
De stilte aan de andere kant van de heg gaat over een mislukte dichter (Hans Opland) met een duister oorlogsverleden, die zich de rol van rustend kunstenaar te Toscane heeft aangemeten - wat hem mogelijk wordt gemaakt door de financiële steun van zijn zuster Stella, de al evenzeer mislukte actrice Stella. Hun beider mislukte levens staan overigens in scherp contrast met de grootheid van hun vader, wijlen de legendarische acteur Opland, die in de dialogen alomaanwezig is.
Op zekere dag wordt de rust van de dichter verstoord door de komst van een televisieploeg die van zins is Stella te filmen, en haar aldus een come-back te bezorgen. Opland wantrouwt de bedoelingen van de regisseur, en vermoedt dat de hele film een dekmantel is om hém over zijn verleden uit te horen, wat materiaal zou zijn voor een ‘lekker verhaal’. Het vermoeden is juist, en het blijkt dat de regisseur weet dat Opland op bevel van een verzetsorganisatie een verrader heeft vermoord die bij hem in huis woonde. Opland wordt gedwongen zijn cynische, relativerende rol op te geven, slaat door, en biecht op dat niet híj, maar zijn zuster de executie heeft voltrokken, en dat hij dus te kort is geschoten, waarmee zijn mislukking compleet is: de mislukte dichter is ook een mislukte beul. Maar nu slaat de dode vader toe. Zodra Stella de heldenrol krijgt doorgespeeld, is ook zij gedwongen tot een bekentenis: niet zij, maar de vader heeft het vonnis voltrokken, en zij heeft alleen maar op wacht gestaan...
Het klinkt ongebreideld drakerig, zo'n samenvatting, maar vergeet niet dat elke synopsis, zelfs die van Oidipoes, enigszins lachwekkend aandoet. Het is ongetwijfeld waar dat de opeenvolging van schokkende bekentenissen in het laatste gedeelte van De stilte het stuk wat topzwaar maken, en dat de manier waarop ze elkaar opvolgen niet altijd even organisch is. Toch verdient het stuk meer respect dan het in de meeste recensies gekregen heeft, omdat de intentie ervan even zuiver als riskant is, nl. een ‘klassieke’ tragedie te schrijven in de realistische traditie, met alle aristotelische elementen van omkering, ontdekking en ramp, en met een tragisch oogmerk, nl. het publiek naar huis te sturen met een mengeling van medelijden en afgrijzen.