Dagboek getekend Lucassen
28 Maart
Heb het mededelingen- dubbelnummer 8 en 9 van het Centraal Museum Utrecht, dat verzorgd werd door S. Huismans enige keren ingekeken. Het is geen geringe prestatie door dit boekje heen te komen, is niet te lezen. Een opeenstapeling van onbeduidende flauwekul met wat verborgen en laffe insinuaties, die aan elkaar gebreid worden in een stijl - woordschijterij - als van de bekeerde junkie en beatnikschrijver W. Burroughs. Voordat ik verder ga, wil ik voorop stellen, om misverstanden te voorkomen, dat ik niets heb tegen racunes, ook niet tegen de racunes van S. Huismans - ben zelf zo racuneus als de pest -, maar zeg dan wel openlijk wat je tegen mensen hebt en doe dat niet op zo'n achterbakse stiekeme achter-de-ellebogenmanier, zoals hij dat doet. Ik had geen idee dat S. Huismans zo'n gluiperig broekschijtertje was, valt mij tegen van die gesublimeerde underdog (lector aan de Rijksakademie in Amsterdam - 3 dagen per week - en nog twee dagen per week docent, waarvan 1 dag aan de Akademie te Enschede en 1 dag aan de Akademie in Den Bosch) met zijn eeuwige crisiskoppie boven zijn altijd weer nieuw gekochte oude en te ruime crisisoverjassen. Daarbij beweegt hij zich graag voort op een daarbij passende hoge ouderwetse, maar degelijke transportfiets.
Wat ik wel moet toegeven is dat zijn proza een eerste klas roddelverhaaltje is, H. van der Meyden waardig. S. Huismans is, wat ook blijkt uit dit boekje, iemand die zich nogal voorstaat op zijn uitgebreide feitenkennis en zijn uitstekende beheersing van de Franse, Duitse, Engelse en Nederlandse taal. Hierin vertoont hij een grote overeenkomst met die slijmerd (zijn collega) T. Kurpershoek.
Bij dat soort fetisjisten gaat het niet om wat je zegt (zij hebben dan ook niets te zeggen) maar om hoe je het zegt. Ik heb sterk het vermoeden dat als dit type mens iets leest, zij niet lezen wát er staat, maar alleen op zoek zijn naar de hoeveelheid taal- en stijlfouten die zij kunnen vinden. Succes dus bij het lezen van dit stukje, de uitslag hoor ik met de tijd nog wel.
Ik zou aan de literatuur van S. Huismans niet zo zwaar hebben getild, wanneer hij belangrijke kunst zou maken, van een goed kunstenaar neem ik veel, maar tegen een artiest die zulke middelmatige etsjes maakt ben ik minder tolerant. De meester van de gevoelige lijn; zijn etsjes zijn al even nietszeggend als zijn geschrijf. Typerend voor deze nietszeggendheid is, dat je moeiteloos van een ets er twee, drie, vijf of tien kan maken of er vijf andere aan vast kan plakken, zonder dat dit te zien is of iets zal veranderen. De vormen, figuren, objecten binnen een ets van S. Huismans krijgen nooit een beeldende en visuele relatie; hangen als droog zand aan elkaar. Wat de relatie moet vormen is de anekdotische inhoud in zijn werk, die goed beschouwd alleen maar neerkomt op wat vage associaties, al even kwasie-literair en vrijblijvend als zijn stukje proza.