| |
| |
| |
[Gemengde gevoelens]
| |
Buddingh' en gisteren
1
‘Dordt - wat zal ik er van zeggen: ik ben er geboren en woon er nu, op een paar onderbrekingen na, al zo'n vijfenvijftig jaar: dan weet je feitelijk niet beter: Bankastraat, Voorstraat, Bagijnhof, Kromhout, zelfde huizen, zelfde mensen, zelfde bomen, zelfde winkels: K. Schippers schreef in een gedicht getiteld Bij Loosdrecht: “Als dit Ierland was zou ik beter kijken.” Het prettige is, vind ik, van Dordt...’
Een babbeltje? Nee, uit een Ode aan Dordrecht (Maatstaf sept./okt. 1973):
Dordt - wat zal ik ervan zeggen: ik ben er geboren
en woon er nu, op een paar onderbrekingen na,
al zo'n vijfentwintig jaar: dan weet je feitelijk niet beter:
Bankastraat, Voorstraat, Bagijnhof, Kromhout,
zelfde huizen, zelfde mensen, zelfde bomen, zelfde winkels: K. Schippers
schreef in een gedicht getiteld Bij Loosdrecht:
zou ik beter kijken.’ Het prettige is, vind ik, van Dordt (enz. enz.)
| |
2
‘Het staat er nog steeds, mijn geboortehuis, alleen het nummer, destijds drieënzeventig rood, is veranderd, nu zevenenveertig en zo'n jaartje geleden is de donkergroene deur, zo typisch voor die middenstandshuisjes in een kale rechte rij van rond wereldoorlog I, vervangen door zo'n nieuwe, modieuze van pretentieus ribbeltjesglas: nu kijk ik, wanneer ik er langs kom, alleen maar naar boven: daar, achter dat raam, stond eenmaal mijn kinderstoel en keek ik...’
Een mijmering? Nee, uit een Ode aan een toch wel zeer gelukkig toeval (Hollands Maandblad dec. 1974):
Het staat er nog steeds, mijn geboortehuis, alleen
het nummer, destijds drieënzeventig rood,
is veranderd, nu zevenenveertig en zo'n jaartje geleden
is de donkergroene deur, zo typisch voor die middenstandshuisjes
in een kale rechte rij van rond wereldoorlog I, vervangen
door zo'n nieuwe, modieuze van pretentieus ribbeltjesglas:
nu kijk ik, wanneer ik er langs kom, alleen maar naar boven:
daar, achter dat raam, stond eenmaal mijn kinderstoel en keek ik (enz. enz.)
| |
3
‘Soms denk ik wel eens, Ton: een mens onthoudt enkel bijkomstigheden, het essentiële ontglipt hem altijd: wij moeten elkaar een keer hebben gesproken, of op zijn minst geschreven, en dat gesprek - of die brief - moet weer iets in ons aan het vonken (of borrelen of bruisen) hebben gebracht: want op een goede middag, wat waren we toen nog broekjes, allebei, stond ik met mijn koffertje bij jou voor de deur, om zo maar een nacht bij een vreemde vriend te logeren.’
Geouwehoer? Nee, uit In Memoriam Ton Kloppers (Cult. Suppl. NRC/AH 10-1-1975):
| |
| |
Soms denk ik wel eens, Ton: een mens onthoudt enkel
bijkomstigheden, het essentiële
ontglipt hem altijd: wij moeten elkaar een keer
hebben gesproken, of op zijn minst geschreven,
en dat gesprek - of die brief - moet weer iets in ons
aan het vonken (of borrelen of bruisen) hebben gebracht:
want op een goede middag, wat waren we toen
nog broekjes, stond ik met mijn koffertje
bij jou voor de deur, om zo maar een nacht
bij een vreemde vriend te logeren.
| |
4
‘Misschien moet ik, Benjamin, zeker voor een Nederlands publiek - maar is het in Frankrijk echt zoveel beter? Nauwelijks toch, dacht ik - eerst wel even uitleggen wie je eigenlijk was: goed: groot surrealist, groot dichter, groot hater van smerissen en zwartrokken en - vooral later - stalinisten (die Spaanse burgeroorlog deed ook voor jou de deur dicht), groot schranser...’
Uit In Memoriam Benjamin Péret (Maatstaf jan. 1975):
Misschien moet ik, Benjamin, zeker voor een Nederlands publiek
- maar is het in Frankrijk echt zoveel beter?
Nauwelijks toch, dacht ik - eerst wel even uitleggen
wie je eigenlijk was: goed: groot surrealist, groot dichter,
groot hater van smerissen en zwartrokken en - vooral later -
stalinisten (die Spaanse burgeroorlog
deed ook voor jou de deur dicht), groot schranser, (enz. enz.)
| |
5
‘Beste Eddy, zal ik maar zeggen: tenslotte was je vrouw drie jaar lang mijn collega op het Instituut, wij hebben elkaar net gemist, dat wil zeggen: ik heb jou net gemist: toen ik elk woord van jou driftig verslond wist jij niet van mijn bestaan - en als ik je in die tijd mocht hebben ontmoet, zou er van een gesprek toch geen sprake zijn geweest...’
Uit... In Memoriam E. du Perron (Tirade febr. 1975):
Beste Eddy, zal ik maar zeggen: tenslotte was je vrouw
drie jaar lang mijn collega op het Instituut,
wij hebben elkaar net gemist: toen ik elk woord van jou driftig verslond
wist jij niet van mijn bestaan - en als ik je in die tijd
mocht hebben ontmoet, zou er van een gesprek
toch geen sprake zijn geweest (enz. enz.)
Dit was dan Buddingh's nieuwe stijl
Hier zoekt hij momenteel zijn heil
Geloofd wordt hij met snarenspel
Door Maatstaf, Tirade, Poll K.L.
En hoe subtiel die typografie
Die iedere plotse ingeving
Verandert in echte poëzie:
Van zinloosheid tot zingeving!
P.B.
|
|