jarige Dolly (een van Lolita's namen) en later bij zijn dochter (Bel; verwijzing naar Annabel Lee), met wie hij ook enkele zomervacanties van motel naar motel trekt. Als hij Dolly later in Amerika terugvindt en een verhouding met haar begint, geeft hij zijn naam een keer op als Dumbert Dumbert.
Maar er is een nog sterkere reden waarom Vadim een afschaduwing lijkt van Nabokov. Hij heeft soms het idee dat hij niet zelfstandig bestaat: ‘a dream feeling that my life was the non-identical twin, a parody, an inferior variant of another man's life, somewhere on this or another earth. A demon, I felt, was forcing me to impersonate that other man, that other writer who was and would always be incomparably greater, healthier, and crueler than your obedient servant.’ (89) ‘I might be permanently impersonating somebody living as a real being beyond the constellation of my tears and asterisks.’ (96)
Dit zijn niet zomaar bizarre ideeën, ingegeven door warhoofdigheid, want het komt geregeld voor dat iemand zich in de titel van een van zijn boeken vergist en bv. Mary zegt i.p.v. Tamara, of Camera Obscura i.p.v. Camera Lucida, of letterlijk de inhoud van Lolita weergeeft als het gesprek gaat over A Kingdom by the Sea. Sterker nog, iemand beschrijft een toespraak die Vadims vader in het begin van de meirevolutie had gehouden, in gezelschap van Kerenski, terwijl Vadims vader al lang dood was. Maar Nabokovs vader hield zulke redevoeringen en was korte tijd Kerenski's minister van justitie. Als Vadim de Rocky Mountains bezoekt, rent hij daar rond op een manier die hij zelf niet kan verklaren. ‘What was the dream sensation of having come empty-handed - without what? A gun? A wand?’ (155) Nee, een vlindernet natuurlijk.
Tegen het eind van de geschiedenis krijgt Vadim ‘the hideous suspicion that even Ardis, my most private book (..) might be an unconscious imitation of another unearthly art’ (234). Vadim herstelt dan van een soort beroerte die een obscuur gevolg is van zijn preoccupatie met de ruimte in zijn laatste boek, het hoofdstuk over ‘The substance of Space’. Zijn aanstaande vierde vrouw spreekt dan een verlossend woord. Vadim zit op het verkeerde spoor. Hij had zich bezig moeten houden met de tijd. Hij is ‘bogged down in Space’, zoals Ada's Van Veen, de auteur van ‘The Texture of Time’ zou hebben gezegd; hij is het slachtoffer van ‘Space, the impostor’, ‘Space, the comedy villain’ (ook termen van Veen). Half bewusteloos hoort Vadim mensen aan zijn bed over zijn boeken praten, maar hij weet nu zeker dat het gaat over de boeken van die ander. Als hij weer tot zichzelf komt, daagt het hem uiteindelijk dat zijn naam niet Vadim Vadimovitsj is, maar Vladimir Vladimirovitsj, en ook zijn ware achternaam (een keer aangeduid als Blonsky) dringt zich aan hem op. ‘Vadim Vadimovitsj was but a figment of somebody's - not even my own - imagination’ (249) en ‘Reality entered’ (250).
Je kunt het boek zien als een nieuwe variatie op het vaker door Nabokov gebruikte thema van de almacht van de schrijver t.o.v. zijn creaturen, die zich desnoods verbeelden zelf iemand te zijn. Maar er lijken mij een paar zwakke plekken te zitten in de constructie. Waarom weet Vadim niets van Nabokovs boeken, terwijl andere figuren in LATH zijn boeken ermee verwarren? Of zou je het boek kunnen zien als de beschrijving van een fictieve waan: Nabokov die zich verbeeldde dat hij zich verbeeldde dat hij een ander was? Maar dat klopt weer niet met het besluit. Als Vadim-Vladimir genezen is en Reality binnen is gekomen, gaat hij nog steeds trouwen met zijn 28-jarige aanstaande vierde vrouw, of is zij maar een verschijningsvorm van de eeuwig jeugdige Vera?
Er zijn ook een paar details die niet kloppen. Vergelijk p. 8 (‘I saw my parents infrequently. They divorced and remarried and redivorced at such a rapid rate...’) met p. 96 (‘My father,’ I said, ‘died six month before I was