‘Dat kan geregeld worden,’ zei zijn tafelgenote met dezelfde kalme, hese stem waarmee ze haar bestelling had geplaatst.
Erwin viel zowat van zijn stoel. De dame keek hem oplettend aan en ontdeed zich onderwijl van een handschoen om op haar koffie aan te kunnen vallen. Haar opgemaakte ogen blonken hard en koud, als opzichtige glitter juwelen, waaronder zich donkere wallen verdikten en - zeldzaamheid bij een vrouw, zelfs een oudere vrouw - er groeiden haren uit haar roofdierachtige neusgaten. De afgeschudde handschoen onthulde een grote, rimpelige hand met mooie lange, ronde nagels.
‘Wees maar niet verbaasd,’ zei ze met een ironisch glimlachje. Ze onderdrukte een geeuw en voegde eraan toe: ‘Ik ben namelijk de Duivel.’
Naïeve, timide Erwin nam aan dat dit figuurlijk moest worden opgevat, maar de dame vervolgde op zachtere toon:
‘Mensen die zich mij voorstellen met een dikke staart en horens hebben het lelijk mis. Maar één keer ben ik in die gedaante verschenen - aan een imbeciel uit Byzantium - en ik weet waarachtig niet waarom dat zo'n verdomd succes is geweest. Ik word elke twee eeuwen drie of vier maal geboren. Een halve eeuw geleden, zo rond achttien zeventig, ben ik met schilderachtige plichtplegingen en rijkelijke bloedbaden begraven op een heuvel die uitzag op een groep Afrikaanse dorpjes waarover ik de scepter had gezwaaid. Mijn episode daar vormde een rustkuur na een aantal veeleisende incarnaties. Nu ben ik een Duitse vrouw wier laatste echtgenoot - ik heb er, meen ik, al met al drie gehad - van Franse afkomst was, professor Monde genaamd. De afgelopen jaren heb ik diverse jongelui tot zelfmoord gedreven, een bekend kunstenaar zover gebracht dat hij het parlementsgebouw op het Engelse pond in veelvoud kopiëerde, ik heb een deugdzaam huisvader aangezet tot... maar echt, ik heb geen reden tot snoeven. Mijn menswording was ditmaal tamelijk banaal en ik heb er schoon genoeg van.’
Ze schrokte haar stuk taart naar binnen en Erwin reikte mompelend naar zijn hoed die onder tafel was gevallen. ‘Nee, blijf nog even,’ zei Frau Monde, die prompt de kelner wenkte. ‘Ik wil je een aanbod doen. Wat ik je aanbied is een harem, en als je nog steeds twijfelt aan mijn macht - zie je daar die oude heer met hoornen bril die de straat oversteekt? We zullen hem eens laten aanrijden door een tram.’
Erwin wendde zich met knipperende ogen naar de straat. Op het moment dat de oude man de trambaan bereikte, haalde hij een zakdoek tevoorschijn en bracht die naar zijn neus om erin te niezen. Op hetzelfde moment was er de flits van een tram die gierend voorbij reed. Van beide kanten van de straat draafden mensen naar de rails. De oude man zat op het asfalt, zonder zijn bril en zijn zakdoek. Iemand hielp hem overeind. Schaapachtig zijn hoofd schuddend bleef hij staan, zijn handpalmen afvegend aan zijn jaspanden en voorzichtig bewegend met zijn been om te testen of het intact was.
‘Ik zei “aanrijden”, ik had ook “overrijden” kunnen zeggen,’ merkte Frau Monde onbewogen op, terwijl ze een dikke sigaret in een geëmailleerd pijpje perste. ‘Enfin, het geeft je een idee.’
Ze blies twee slierten grijze rook uit haar neusgaten en fixeerde Erwin opnieuw met haar strakke, scherpe blik.
‘Ik had meteen een zwak voor jou. Zo verlegen, en dan met zo'n brutale fantasie. Je deed me denken aan een argeloze, maar indrukwekkend geschapen jonge monnik die ik in Toscane heb gekend. Dit is mijn op één na laatste avond. Het heeft zijn voordelen om een vrouw te zijn, maar een vrouw op leeftijd zijn is een hel, als je me de uitdrukking wilt vergeven. Bovendien heb ik onlangs zo'n streek uitgehaald - de kranten zullen er vol over staan - dat ik dit leven maar beter kan verlaten. Maandag aanstaande heb ik bestemd voor mijn nieuwe geboorte. De Siberische snol die ik heb uitverkoren, zal de moeder worden van een heerlijk monster van een man.
“Zo,” zei Erwin.
“Nu is het mijn voornemen, beste jongen,” vervolgde Frau Monde, haar tweede stuk taart verslindend, “om voor ik ga nog wat onschuldig plezier te beleven. Mijn voorstel is het volgende: Morgen tussen twaalf uur 's middags en twaalf uur 's nachts kun je, volgens je gewone methode,” - met een boertig lachje zoog Frau Monde haar onderlip naar binnen, wat een sappig sissend geluid gaf - “alle meisjes kiezen die je aanstaan. Voor ik vertrek breng ik ze samen op een plaats waar ze al jouw wensen zullen vervullen. Je kunt ze daar houden tot je je met allemaal hebt geamuseerd. Hoe zou je dat lijken, amico?”
Erwin sloeg zijn ogen neer en zei zacht: “Het zou me erg gelukkig maken, als het allemaal waar is.”
“Goed,” zei ze, het laatste restje slagroom van haar lepel likkend. “Dat is dan afgesproken. Maar ik stel één voorwaarde. Nee, niet wat jij denkt. Ik zei al dat alles gereed is voor mijn nieuwe incarnatie. Jouw ziel heb ik niet nodig. De voorwaarde is deze: Het aantal minnaressen dat je tussen twaalf uur 's middags en twaalf uur 's nachts selecteert moet oneven zijn. Deze voorwaarde is bindend en definitief. Als je er niet mee accoord gaat kan ik niets voor je doen.”
Erwin schraapte zijn keel en vroeg, bijna fluisterend: “Maar... hoe wéét ik het? Stel dat ik er een heb uitgekozen, wat dan?”
“Niets,” zei Frau Monde. “Jouw gevoel, jouw verlangen is zo goed als een bevel. Maar voor het geval je anders niet zeker zou zijn van je zaak zal ik je elke keer een teken geven - een glimlach, niet per se voor jou bestemd, een woord dat je opvangt in de drukte op straat, een onver-