Deze lezer moet zich dan natuurlijk wel voor ogen houden (althans in Vestdijks geval), dat de ontwikkeling die hij meent te bespeuren grotendeels op gezichtsbedrog berust: de schrijver heeft ook in andere genres gewerkt, en zo ligt het voor de hand, dat het voor Vestdijks ontwikkeling, ook als verhalenschrijver, van minder belang is wat nu de precieze volgorde van zijn vroege verhalen is, dan welke verhalen vóór, en welke na Kind tusschen vier vrouwen geschreven zijn, om maar wat te noemen. Verder zou de lezer zich kunnen afvragen wat belangrijker is: de ontwikkeling van het schrijverschap voor de schrijver zelf, zoals door deze volgorde benadrukt; de ontwikkeling van het oeuvre zoals beleefd door de tijdgenoot, die het meest in het oog zou lopen als de verhalen in volgorde van (tijdschrift)publicatie werden geplaatst; ofwel de indeling van de schrijver, zoals tot uiting komt in de verdeling over de verschillende boeken en in de volgorde daarbinnen, en die in een verzamelbundel natuurlijk zonder meer kan worden overgenomen. Welke volgorde men ook kiest (ik zou altijd de laatste nemen, de schrijver mag toch ook wel iets te zeggen hebben over zijn werk, en de titels van de bundels maken van dat werk zelfs onderdeel uit), het zou voor geïnteresseerden aardig zijn te weten hoe de volgorde in de beide andere gevallen geweest was. In de onderhavige uitgave vindt men de laatste van de drie achterin, in de Verantwoording. De tweede volgorde zou, voorzover ik weet (ik heb niet de gelegenheid gehad veel na te zoeken) ongeveer als volgt luiden:
1932 |
Ars moriendi, 's Konings poppen |
1933 |
De oubliette, Een twee drie vier vijf, Het veer |
1935 |
Barioni en Peter, Parc-aux-cerfs, De bruine vriend, Drie van Tilly, Het steenen gezicht |
1937 |
Homerus fecit, Doge en cicisbeo, Pijpen |
1939 |
De verdwenen horlogemaker |
1940 |
Gummivingers |
1941 |
Het gesprek in de directeurskamer |
1945 |
De gestolen droom |
1946 |
De boer onder den boom |
1947 |
Het vliegfeest, De kluizenaar en de duivel, De ongelovige pharaoh, De legende van het prieel |
1948 |
De fantasia, De winde in de storm |
1949 |
Drie vaders, Onder barbaren |
1955 |
Deernis met de wegen |
Zoiets.
Ad 2 Over de datering van de verhalen (wat het schrijven ervan betreft dus) vinden we in de Verantwoording geen woord; het enige aanknopingspunt bieden de jaartallen die onder de laatste regel van een aantal verhalen te vinden zijn. Als we ervan uitgaan dat deze jaartallen correct zijn, dan doet zich het volgende merkwaardige verschijnsel voor: we beginnen met De oubliette, jaartal 1932, daarna komt de complete bundel De dood betrapt (zij het zonder overkoepelende titel), waarvan het vierde en vijfde verhaal, Barioni en Peter en Het steenen gezicht het jaartal 1934 bij zich krijgen (in De dood betrapt komen overigens nog geen jaartallen voor), terwijl het zesde verhaal, Ars moriendi, al in 1932 in Forum heeft gestaan. Hier klopt iets niet; trouwens, ook 's Konings poppen, dat nog verderop in het boek te vinden is, is uit 1932, en pas op de 13de plaats zien we Een twee drie vier vijf uit 1933. Direct daarna komt De verdwenen horlogemaker uit 1938, zodat de novellist Vestdijk vijf jaar gezwegen blijkt te hebben na binnen twee jaar genoeg verhalen voor twee bundels geproduceerd te hebben - maar ja, dan zitten we nog met Barioni en Peter en met Het steenen gezicht. Om kort te gaan: ik geloof van deze volgorde niets, totdat de anonieme samenstellers van bundel en Verantwoording aan de hand van handschriften kunnen bewijzen dat hun volgorde juist is, en daarmee - dat hun jaartallen niet deugen.
Onnodig nog op te merken, dat men, wanneer men de volgorde van ontstaan niet kent, beter een van de andere mogelijke volgorden kan kiezen.
Ad 3 Een kleinigheid: verhalen uit een en hetzelfde jaar zijn natuurlijk ook in een bepaalde volgorde geschreven of verschenen. Bij mijn staatje van de verhalen in volgorde van eerste publikatie heb ik de volgorde binnen elk jaar alleen daarom in het midden gelaten, omdat ik die niet overal kende; wat de volgorde van schrijven betreft zal ik er maar het zwijgen toe doen zolang het jaar 1934 tussen 1932 en 1932 valt. Bij de derde mogelijke volgorde, het achter elkaar herdrukken van de bundels, ontmoet men geen moeilijkheden, daar er geen twee bundels in één jaar verschenen zijn.
Samenvattend: de rangschikking naar het jaar van schrijven, op zichzelf al dubieus genoeg, wordt hier door een (zo te zien) volslagen gemis aan gegevens en door het verkeerd gebruiken van het weinige wèl beschikbare tot een farce.
Boven heb ik al aangestipt dat de oorspronkelijke bundels met hun inhoud in de Verantwoording worden genoemd. Boven het lijstje staat, dat er ‘gebruik gemaakt’ werd ‘van de volgende edities’. Daar staan dan genoemd: de enige drukken van De dood betrapt en van Narcissus op vrijersvoeten met de behelsde verhalen, de eerste druk van Stomme getuigen - en daar beginnen de moeilijkheden: tussen haakjes staat er ‘(vierde druk 1969)’. Welke druk is er nu gebruikt, de eerste of de vierde? Op het eerste gezicht zou je zeggen: de vierde, want Verzamelde verhalen staat in de nieuwe spelling. Maar ja, De dood betrapt en