Alexandre Astruc
De schrijvende camera (1948)
Geboorte van een nieuwe avant-garde
Wat me in film interesseert, is de abstractie
(Orson Welles)
Het kan eigenlijk niemand ontgaan dat er iets aan het gebeuren is in de film. Wij lopen de kans blind te worden voor die doorlopende productie die jaar in jaar uit hetzelfde onbeweeglijke gezicht trekt waarop het ongewone geen plaats heeft.
De film van vandaag vertoont dus een nieuw gezicht. Waar is dat aan te zien? Maar men hoeft alleen maar te kijken! Men moet kriticus zijn om die verbazingwekkende gelaatsverandering die zich onder onze ogen voltrekt niét te zien. Welke films zijn het dan waarin die nieuwe schoonheid zich vertoont? Precies degene die door de kritiek zijn genegeerd. Het is geen toeval dat, vanaf La Règle du jeu van Renoir via Les Dames du Bois de Boulogne tot aan de films van Orson Welles, alles wat de lijnen van een nieuwe toekomst schetst, ontsnapt aan een kritiek aan wie het hoe dan ook wel moest ontsnappen.
Maar het is veelbetekenend dat de films die ontsnappen aan de zegeningen van de kritiek dezelfde zijn waar wij mee instemmen. Wij kennen ze, als u wilt, het karakter van voorlopers toe. Daarom spreek ik van avant-garde. Er is sprake van avantgarde telkens als er iets nieuws gebeurt...
Laten we ons verduidelijken. De film is heel eenvoudig een expressiemiddel aan het worden, zoals alle andere kunsten dat vóór hem zijn geweest, in het bijzonder de schilderkunst en de roman. Na achtereenvolgens een kermisattractie te zijn geweest, een divertissement analoog aan het boulevardtoneel, of een middel om de beelden van een tijdperk te conserveren, wordt de film langzamerhand een taal. Een taal, dat wil zeggen een vorm waarin en waardoor een kunstenaar zijn gedachte kan uitdrukken, hoe abstract ook, of zijn obsessies vertalen - precies zoals dat nu gebeurt in een essay of een roman. Daarom noem ik dat nieuwe filmtijdperk het tijdperk van de schrijvende camera.
Dat beeld heeft een welomschreven betekenis. Het betekent dat de film zich langzamerhand zal ontworstelen aan die tyrannie van het visuele, van het beeld om het beeld, van de directe anecdote, van het concrete, om een middel tot ‘schrijven’ te worden even soepel en even subtiel als dat van de geschreven taal. Deze kunstvorm, begiftigd met alle mogelijkheden maar gevangene van alle vooroordelen, zal niet eeuwig dat kleine domein van realisme en fantasie blijven bewerken dat men haar aan de grenzen van de populaire roman heeft toegedacht - als men haar al niet tot het uitverkoren domein van de fotografen maakt. Geen enkel domein mag haar worden ontzegd. De meest naakte meditatie, opvattingen over de menselijke productie, psychologie, metafysica, ideeën en hartstochten vallen allemaal onder haar bevoegdheid.
Sterker, wij beweren dat vandaag de dag alleen de film aan die ideeën en wereldbeschouwingen uitdrukking kan geven. Maurice Nadeau zei in een artikel in Combat: ‘Als Descartes vandaag zou leven, zou hij romans schrijven.’ Ik vraag wel excuus aan Nadeau, maar vandaag al zou een Descartes zich met een 16 mm camera en celluloid in zijn kamer opsluiten en de verhandeling over de methode in film schrijven, want zijn Discours de la méthode zou momenteel van die aard zijn dat alleen de film die behoorlijk zou kunnen uitdrukken.
Men moet goed begrijpen dat de film tot nog toe alleen maar een schouwspel is geweest. Wat direct samenhangt met het feit dat alle films in zalen worden geprojecteerd. Maar met de ontwikkeling van de 16 mm en de televisie is de dag niet ver meer waarop iedereen thuis projectie-apparatuur zal hebben en bij de boekhandel op de hoek films gaat huren over willekeurig welk onderwerp, in willekeurig welke vorm, zowel literaire kritiek en roman als essays over wiskunde, geschiedenis, popularisering, etc. Daarom is het al niet meer geoorloofd te spreken van ‘film’. Er zijn films, meervoud, zoals er tegenwoordig literaturen zijn, want de film is, alvorens een bijzondere kunstvorm te zijn, net als de literatuur een taal die iedere sector van het denken kan uitdrukken.
Dit idee van film die de gedachte uitdrukt is misschien niet nieuw. Feyder zei al: ‘Ik kan een film maken van L'Esprit des Lois'. Maar Feyder dacht aan een illustratie van L'Esprit des Lois door het beeld, zoals Eisenstein aan een illustratie van Het Kapitaal (of aan een prentenboek). Wij daarentegen beweren dat de film een vorm aan het vinden is waarin hij een zo strenge taal wordt, dat de gedachte direct op het celluloid kan worden geschreven, zonder door die nadrukkelijke beeldassociaties heen te gaan die het genot van de stomme film hebben uitgemaakt. Met andere woorden, om te zeggen dat er tijd is verstreken is het helemaal niet nodig vallende bladeren te laten zien gevolgd door bloeiende appelbomen, en om aan te geven dat de held