Waarom is ‘het compromis’ zowel gelukt als mislukt?
Na deze eerste korte film volgde de lange speelfilm Het Compromis. De vraag blijft waarom voor en na mij een reeks beginnende filmers in Nederland op analoge wijze als ikzelf met te groots opgezette projecten door de mand zijn gevallen. Ook mijn uitgangssituatie is vele malen voorgekomen: een korte film in opdracht van CRM, die tijdens de opnamen een lange film werd.
Opzet was om de film te maken vanuit de werkelijkheid, dus zo weinig mogelijk van te voren geschreven. Op een basissituatie van drie hoofdpersonen werden verhaal en dialoog in samenwerking met de acteurs geschreven en geïmproviseerd. Ik wilde openstaan voor elke stimulans die er vanuit de werkelijkheid kon komen. Een van de hoofdpersonen, een fotomodel, zou een vriendin ontmoeten. Eerst zou dat in een modezaakje zijn. Opeens kwam de kans om gratis een modeshow te filmen waar de actrices als mannequins konden meelopen. We filmden een hele dag met drie camera's tegelijk, het werd levendig materiaal, veel beter dan gepland, maar we filmden veel meer dan voorzien. De tweede hoofdpersoon was een jonge Amerikaan, die in Amsterdam voor de keus stond onder te duiken of als soldaat naar Vietnam te gaan. De toneelgroep ‘Living Theatre’, waarop dit thema was geïnspireerd, kwam opeens naar Amsterdam. De Amerikaan werd nu lid van hun theatergroep, waarbij repetities, uitvoeringen en een interview werden gefilmd. Het authentieke materiaal maakte de thematiek sterker, maar ook hier hadden we veel meer materiaal gefilmd dan gepland. Bovendien werd door de versterking van deze verhaalelementen de hele film tot een lange speelfilm, met alle problemen van niet voorziene financiering.
Door deze onverwachte mogelijkheden was er bovendien een situatie ontstaan, waarbij ik van alle kanten geprest werd om al te gaan filmen, terwijl ik nog niet klaar was met de voorbereiding: zodra je medewerkers en acteurs in je plan betrekt, willen ze dat je alles in zo kort mogelijke tijd afhandelt, straks heeft ieder weer andere dingen te doen. Je kunt niet zoals bij een boek je manuscript een paar maanden laten rusten.
Ik was onmachtig om het proces dat ik zelf op gang had gebracht onder controle te houden. Het Living Theatre moest gefilmd, want het zou weer vetrekken. Voor ik het wist waren we bezig nauwelijks uitgewerkte speelfilmscènes op te nemen. Mijn subjectieve cameratechniek, waarbij de acteurs in de camera spelen en de camera altijd het standpunt van een van de personages heeft, had ik niet voldoende voorbereid door tijdgebrek: bij de opnamen bleek de cameraman onwillig om op deze manier te filmen. Na de opnamen te hebben onderbroken vond ik een nieuwe cameraman, die mijn subjectieve opvatting vrij interpreteerde, maar in de montage bleken zijn camerabewegingen vaak onbruikbaar. De acteurs, geen van allen beroepsacteurs, improviseerden met veel inzet hun eigen personage, maar ik stond verlamd bij de door mij opgeroepen situatie, ik kon niet stimuleren, afremmen of leiding geven, terwijl zo'n improvisatie pas door de oppervlakte heenbreekt als je de acteur zo ver krijgt dat hij zich blootgeeft. Bij de rollen waar dat wel lukte kwam het door de inbreng van de acteur of actrice zelf, maar er mislukte veel, juist omdat ik ‘niets deed’. Bij de montage bleek de subjectieve stijl die ik me had voorgesteld, door de vaak mislukte filmopnamen niet te realiseren. Een ervaren cutter ‘redde’ de film, maar monteerde hem weer traditioneel, waardoor de stijl verwaterde. Ook daar had ik nog beter met alle gebreken mijn eigen stijl door kunnen zetten. Ik was niet opgewassen geweest tegen de druk van buitenaf.
Toch gaf de film ondanks alles, tot een slechte goedkope nasynchronisatie toe, een authenthiek beeld van een aantal mensen uit die tijd in Amsterdam. Er zaten situaties en dialogen in, die ik als schrijver nooit had kunnen bedenken. De rol van het fotomodel, gecreëerd door Marline Fritzius, mijn vrouw, had ik als schrijver - zelfs als ik haar medewerking daarbij had gehad! - nooit zó waar kunnen maken: in de situaties improviseerde zij op een geïntensiveerde manier haar personage. De acteurs van het Living Theatre creëerden scènes, beter dan ze zelf bij de voorbereiding hadden bedacht, zoals de slotscène in het busje als ze uit Amsterdam vertrekken.
Tekenend was ook dat ik deze voor die tijd moeilijke film voor de bioscoop had willen maken. Na erkenning op festivals draaide hij één week in Kriterion en verdween. De financiële catastrofe die hierdoor ontstond had ik kunnen vermijden. Ik was verantwoordelijk voor een project waar veel geld in was geïnvesteerd, hoe ‘low budget’ ook, en waarvoor een groep mensen zich intens had ingezet. Het feit dat de film ‘het niet haalde’ rukte aan de wortels van mijn psychologische en sociale basis. Ik had een bepaalde werkelijkheid opgeroepen, maar die had me meegesleept en ik werd geconfronteerd met mijn onvermogen erop te kunnen reageren.