Judith Herzberg
1 Er zijn maar twee films waarbij ik betrokken ben (geweest) en daarvan moet aan de tweede, Rooie Sien, nog bijna dagelijks (het is nu half november) iets herschreven of ingekort worden, terwijl het draaien al begonnen is. Van beide films is Frans Weisz de regisseur. De eerste was een korte film, gebaseerd op het toneelstuk Het is geen hond, dat ik schreef met het Instituut voor onderzoek van het Nederlands theater o.l.v. Johan Greter. De toneeluitvoering werd geregisseerd door Joyce Aaron, die later ook meewerkte aan de film.
2 De Vara kwam met het idee om van het stuk een film te maken. Wel moest de titel veranderen, ik geloof omdat er niet ‘niet’ of ‘geen’ in een titel mag staan, en toen hebben we het Dat het 's ochtends ochtend wordt genoemd, ook iets dat in het stuk gezegd wordt.
3 Ik vond het een prettig idee dat het stuk op film zou worden vastgelegd omdat het aandeel dat de acteurs in het ontstaan ervan hadden gehad daarmee ook bewaard bleef, en niet alleen mijn tekst die maar de helft van het geheel weergaf en bovendien ook in boekvorm zou verschijnen.
4 Het resultaat verschilde niet sterk van mijn voorstelling omdat ik het hele proces op de voet gevolgd heb, zowel bij het draaien als bij de montage. Het was nogal een opgave omdat de film tot één locatie beperkt bleef: een zeer klein zolderkamertje. Daarmee doorbraken we allerlei zgn. ‘regels’ van afwisseling, beweging, van laten zien waar je over praat, etc. Ik weet nog niet hoe het uiteindelijke resultaat op anderen overkomt; hoewel het filmpje in januari 1974 gedraaid werd en in de zomer klaar was, is het om interne Vara-redenen nog niet uitgezonden.
5 Welke aspecten verloren gingen en welke erbij wonnen, dat kan ik zelf moeilijk zeggen. Er is voor de film heel wat tekst geschrapt, maar achteraf denk ik dat ik dat al eerder had moeten doen, het verhaal is er niet onbegrijpelijker doorgeworden. Misschien minder grappig maar meer beklemmend. Misschien ook lijkt dat maar zo omdat een groter publiek gauwer lacht, en de film zag ik - in tegenstelling tot het toneelstuk - maar één keer met meer dan drie mensen erbij. Verder gaan natuurlijk alle algemene verschillen tussen toneel en film in het bijzonder ook op. Op film mis je de fysieke nabijheid van de acteurs en de spanning van het mogelijke mis-gaan. Daarvoor in de plaats krijg je bijvoorbeeld close-ups. Bij film bepaalt de regisseur waar je naar kijkt, bij toneel kies je zelf min of meer waar je het meest op attent wilt zijn. Zo zijn er wel honderd verschillen op te noemen. Ik denk dat het zo werkt als met een vreemde taal: zolang je woord voor woord omzet blijft het gestuntel, het gaat pas goed wanneer je direct in de nieuwe taal begint te denken.
6 Dat is dan meteen ook een antwoord op de vraag over oorspronkelijk scenario versus bewerking. Ik denk dat je een bestaand verhaal, de personen erin, de ‘plot’ wel kunt gebruiken als uitgangspunt, maar dat de vorm voor film het best helemaal nieuw gemaakt kan worden, en hoe meer je daarbij de oorspronkelijke vorm vergeten kunt, des te beter gaat het waarschijnlijk.
7 Ik weet niet goed raad met het woord ‘zelf’ in de voorlaatste vraag. Een film is groepswerk. De acteurs zijn afhankelijk van de regisseur en die weer van hen en van de producent en iedereen van de technici en dan weer allemaal van het laboratorium en andersom. Zodoende. Mijn antwoord is dus: ja. Maar dan wel met bepaalde andere mensen die hem ook ‘zelf’ maken. De meest ‘zelf’ -achtige persoon is de regisseur. Het is zijn film. Hij bepaalt het spel, de camera-instellingen, het weer, de uiteindelijke montage. Zo is mijn antwoord dan weer: nee, want van regie heb ik helemaal geen verstand en hoe meer ik ervan