Heere Heeresma
Daar gaat-ie weer voor de zoveelste keer
En dit wordt dan de vijfde maal dat een periodiek mij zowat gelijkluidende vragen omtrent mijn filmkarriëre voorlegt en ik zie deze keer maar eens af van de mij verwachte, obligate beantwoording. Daarbij werd in het begeleidende schrijven van de redaktie nergens gesproken over zoiets als een honorering voor deze moeite en dan ben ik zo langzamerhand tot niets meer bereid. Wanneer nu ook al letterkundige tijdschriften menen dat schrijvers niet betaald dienen te worden dan valt me de pet in de pot. Van verbazing.
Ik heb inderdaad enige ervaring met film en heb dat ook nooit onder stoelen of banken gestoken. In woord en gebaar, in interviews en artikelen heb ik steeds de gelegenheid benut mijn verachting voor dit medium uit te spreken. Want het is onzin om te zeggen dat film an sich best de moeite waard is, wanneer de beoefenaren ervan voortdurend in de weg staan. De werkelijk geïnteresseerde lezer die mijn meningen op prijs stelt behoeft dan ook alleen maar de abenda domus in mijn zo juist verschenen Vader vertelt te raadplegen en kan dan een knipsel of fotokopie van deze stukken bij de desbetreffende dagbladen en periodieken aanvragen of zich regelrecht wenden tot het Letterkundig museum in Den Haag die zo'n opdracht graag kwiek en koelant verzorgt.
Momenteel is mijn vijfde boek, het Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming, in produktie bij ene Matthijs van Heijningen. Dat ik hier de naam van de producent noem is niet omdat hij een enigszins bekwame of ook maar aangename indruk op mij maakt maar omdat de namen van de vierregisseurs die mijn boek tot een avondvullende rolprent zullen realiseren mij zelfs met de beste wil niet te binnen willen schieten. Ik ken ze trouwens niet, ben nooit aan ze voorgesteld en heb dan ook nimmer een woord met ze over deze onderneming kunnen wisselen.
Dit lijkt eigenaardig maar is het niet. Het is zelfs de gewoonste zaak van de wereld. Dat in opdracht van, neem me niet kwalijk, luilebol R. du Mee van de Parkfim envee de heer D. Frenkel Frank het scenario heeft geschreven van mijn roman Geef die mok eens door, Jet! vernam ik ook pas uit de krant.
Nu van tweeën één: Of onze filmmakers zijn zo briljant dat een toelichting van de schrijver bij de visualisering van zijn werk overdone is, óf ze beschouwen de schrijvers als een toeleveringsbedrijf en hun werk een vrijplaats. Ik wil hierover geen