herhalen. De tijd schijnt zich te herhalen, een thema dat later in de science fiction geregeld terug zal komen. In détails verschillen de gebeurtenissen. Wanneer Potocki de ontvangkamer van de prinses van Mont-Salerno beschrijft, geeft hij een beeld van de structuur van zijn boek. De vloer is ‘van lazuursteen, ingelijst met Florentijnse mozaieken (...) Het patroon had een algemene opzet en toonde een regelmatig geheel. Maar, als men de verschillende fragmenten ervan nauwkeurig bekeek, zag men dat de grootste verscheidenheid aan détails niets afdeed aan het effect van symmetrie. Hoewel het steeds hetzelfde patroon was, bood het inderdaad op de ene plaats een verzameling van de mooist geschakeerde bloemen; op een andere plaats waren het schelpen in de veelvuldigste kleuren; verder weg vlinders, elders kolibries.’
Herhaling, verdubbeling van motieven is tegelijk stijlelement en thema. De geliefde is haast altijd dubbel: Alphonse laat zich verleiden door twee zusters, die overigens wel weer in détails verschillen en beiden hun eigen rol spelen: ‘Emina las de Koran, Zibeddee was met parels en sjaals in de weer.’ ‘Zibeddee, die haar zuster graag aan het woord liet als het gesprek ernstig was, hernam haar rechten als het gevoel er een rol bij ging spelen.’ Emina is het verstand, Zibeddee het gevoel, lijkt het. Ook de bezetene heeft een relatie met twee vrouwen gehad, die ook veranderen in de kadavers van de twee gehangenen, de gebroeders Zoto. Bij die twee broers treedt een extra verdubbeling op: niet zijzelf blijken aan de galg te zijn gehangen, maar hun dubbelgangers: de Justitie van Granada had twee herders opgepakt die als de broers Zoto werden opgehangen.
De kabbalist is door zijn vader voorbestemd, te trouwen met de twee dochters van Salomon en de koningin van Saba. Zijn zus is bestemd voor de Dioscuren: Castor en Pollux. Beiden zien hun gelieven alleen in spiegels.
De zigeunerinnen zijn weer bedriegelijke dubbelgangsters van Emina en Zibeddee, die zich overigens op talloze manieren schijnen te kunnen verdubbelen.
De prinses van Mont-Salerno is een geval van ‘split personality’. Zij is tegelijk zichzelf en haar eigen hofdame en raakt verward in haar dubbelrol: ‘Ik was tien jaar... ik bedoel dat de enige dochter van de prins van Mont-Salerno tien jaar was, toen haar moeder stierf. Mijn opvoeding...’
Dan is er een verhaal over een meisje dat verliefd is op haar spiegelbeeld en de geschiedenis van een hertogin die een man beneden haar stand bemint en die daarom 's nachts speelt dat ze een ander is.
Voor de ‘goddeloze alweter’ is verdubbeling het oerprincipe van het leven. Eigenschappen worden gekopieerd door ‘het generatieve zuur, dat een eindeloze verscheidenheid kent, maar onveranderlijk dezelfde vormen voortbrengt.’ Zoals Rudy Kousbroek heeft opgemerkt (De verschrikkelijke pelgrim; Anathema's I) vertoont Hervas' zuur een frappante maar toevallige gelijkenis met het nucleïnezuur (de dubbele helix van Watson en Crick).
Waarom al die herhalingen, al die variaties? Wat er om Van Worden heen gebeurt, is telkens in hoofdzaken hetzelfde, maar zijn opvattingen maken een belangrijke ontwikkeling door, terwijl hij door deze doolhof van spiegels zwerft. Het labyrint fungeert ook hier als parcours voor een queeste, een initiatierite. Deze veertien dagen staan voor Van Wordens hele leven: naarmate hij het leven leert kennen, gaat hij er anders tegenover staan. Hij maakt zich los van de waarden van zijn opvoeding, leert ze althans te relativeren.
Wat die opvoeding aangaat: er worden nogal wat verhalen over vaders verteld, en meestal zijn ze tragi-komisch. Het voornaamste wat Alphonse van zijn vader heeft geërfd, is een belachelijk eergevoel. Zijn vader was een duelleermaniak die voortdurend ‘met grote fijngevoeligheid’ liep te speuren naar iets waardoor hij genoegdoening kon eisen, een man die op het eerste teken van lafheid zijn zoon aan zijn degen had willen rijgen. Maar bij de kluizenaar leert Alphonse dat eergevoel een wankele basis voor de deugd is, en wat de roverhoofdman Zoto zegt, geeft hem ook veel te denken: ‘Hij had voortdurend de eer, de fijngevoeligheid en de strikte rechtschapenheid geprezen van mensen voor wie ophangen nog een gunst zou zijn geweest. Doordat hij deze woorden zo overmatig en vrijmoedig gebruikte, raakten al mijn denkbeelden in de war.’
Zoto's vader had ook zijn eergevoel. Toen hij eens een vastgebonden vrouw moest doorsteken, weigerde hij met de woorden: ‘Mijnheer, u heeft u in mij vergist. Ik wacht mensen op de hoek van een straat op of ik val ze aan in een bos, zoals een man van eer past, maar ik neem niet de taak van een beul op me.’
De vaders hebben bij Potocki iets monomaans. De oude Avadoro was een ordelijk man: ‘Als ik u één van zijn dagen zou beschrijven, zou u meteen het verhaal van zijn hele leven kennen’ (Weer het leven als een eindeloze herhaling van identieke gebeurtenissen!) Ook hij is een snob. Hij weet zich een plaats in de schaduw van de grote geleerden van Madrid te veroveren door inkt voor hen te maken.
Van Worden en zijn dubbelgangers leren de normen van hun vaders - en van de tijd van hun vaders - relativeren. Hun ervaring (Potocki's grote ervaring) heeft hen geleerd dat die normen vaak berusten op een gebrekkige kennis van de wereld. De duivel vertelt Hervas junior over de betrekkelijkheid van goed en kwaad: ‘Zeer kleine insecten kropen op de top van hoge grassprieten. Een van hen zei tot de andere: ‘Kijk die tijger die bij ons ligt: dat is een allerzachtzinnigst dier, nooit doet hij ons kwaad. Het schaap daarentegen is een wreed dier; als er een kwam, zou hij ons verslinden, samen met het gras dat ons tot schuilplaats dient; maar de tijger is rechtvaardig, hij zou ons wreken.’
Alphonse van Worden is, net als Potocki, een man tussen Verlichting en Romantiek. Iemand die in sommige opzichten rationeler wordt naarmate hij meer ervaring opdoet en die zich afzet tegen de feodale moraal van zijn vader; maar tegelijk iemand die wordt aangetrokken door de natuur in zijn meeste romantische vormen. Op de vierde dag zegt hij, na een verge-