De Revisor. Jaargang 1
(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
M.S. altijd wat's Nachts bestaat het dat de eenden
met hun snavels zachter dan het water
strijken langs de boot, op zoek naar
eetbaars, mosselen die in het donker
van de gracht het onderschip bewonen.
| |
Het ruime sopZe onderwerpt zich, zelfs haar minste golfje
kruipt om vóór het in het zand verdwijnt
mijn grote teen te mogen kussen.
| |
Konijn de angstOok al woon ik tussen eigen groenvoer,
ik verstijf zelfs als er in de verte
honden aanslaan, bijna niet te horen,
want ik weet mijn tanden veel te kort
om vijanden te weren en mijn armen
te gering om van me af te slaan:
van angst ben ik twee lange, lange oren.
| |
Man op havenhoofdZijn bankje ziet uit over schepen
die, planken met vloed, komen en gaan,
maar hij kijkt naar zijn armen, met brood
naar de meeuwen gestrekt: de meermin
al bijna vergaan tot een blauwe vlek.
| |
Bij een kwalHij sleet zijn leven trouw aan elke stroming,
tot de laatste golf hem op de vloedlijn
schoof. Hij wachtte af, maar vóór de zon
hem uit kon drogen staken baders stokken
door zijn hoofd.
|
|