De Revisor. Jaargang 1
(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Het huis dat Ludwig bouwdeTussen het beëindigen van wat men zijn ‘eerste filosofische periode’ zou kunnen noemen, waarin hij in zijn Tractatus het logisch positivisme formuleerde, en zijn leeropdracht in Cambridge, hield Ludwig Wittgenstein zich gedurende twee jaar bezig met het ontwerpen van een huis voor zijn zuster Margarethe Stonborough-Wittgenstein. Dankzij de recentelijke inspanningen van Kaspar König en de architekt Bernhard Leitner werd internationaal de aandacht op het bouwwerk gevestigd, zodat een voorgenomen afbraak ervan in 1971 verhinderd kon worden. Het in 1928 voltooide huis, Kundmanngasse 19 in Wenen, staat nu op de monumentenlijst. De eerste ruwe schets van het ontwerp ontstond in samenwerking met Paul Engelman, een leerling van de voorloper en theoretikus van de Nieuwe Zakelijkheid, Adolf Loos. Maar al spoedig werden de ideeën van Wittgenstein zo eigenzinnig dat Engelman zich terugtrok uit het projekt. Een familiekroniek, geschreven door een andere zuster, Hermine, vermeldt: ‘Engelman moest wijken voor de veel sterkere persoonlijkheid, en het huis werd daarna tot in de kleinigheden uitgevoerd volgens de door Ludwig gewijzigde tekeningen.’ Ieder raam, iedere deur, ieder kozijn, iedere radiator werd door Ludwig Wittgenstein ontworpen ‘alsof het precisieinstrumenten waren’, en hij hield het toezicht bij de uitvoering. Aldus ontstond een bouwwerk, waarvan men weliswaar in de rechtlijnigheid en de afwezigheid van ornamenten een verwantschap met het werk van Loos aan kan wijzen, maar dat toch in de eerste plaats het resultaat is van een persoonlijk in- | |
[pagina 18]
| |
tellektueel proces. Het zou onjuist zijn, en men zou er het ontwerp onrecht mee aandoen, wanneer men het uitsluitend in de kunsthistorische samenhang zou beschouwen. ‘Ethik und Ästethik sind ein- und dasselbe’, schreef Wittgenstein in zijn Tractatus (6. 442), en het lijkt of hij in het ontwerp van dit huis aan zijn ethiek vorm heeft willen geven. De architektuur zoals hij die voorstond was tot in de details het resultaat van nuchtere overwegingen die een zuivere funktionaliteit ten doel hadden. Geen enkele versiering mocht de asketische helderheid van zijn ideeën versluieren, en zijn ideeën - in dit geval de konstruktie - moesten zo duidelijk en onverbloemd mogelijk zichtbaar blijven. ‘Warme’ materialen en kleuren werden konsekwent vermeden. Het resultaat is: lichtgrijze muren, donkergrijze stenen vloeren, metalen deuren en kozijnen, glas. Een overvloedige lichtinval door ongebruikelijk hoge ramen en glazen deuren zorgt voor overzichtelijkheid. In de grotere ruimten wordt door zuilen en halfzuilen - die gedeeltelijk in de muur verzonken zijn - de konstruktie, het gewapend beton, zichtbaar gemaakt. Aan alles is te zien hoe het uit onderdelen is opgebouwd. Zelfs de deurkrukken tonen de delen waaruit ze zijn samengesteld: de deurkruk steekt door de deur, de tegenoverliggende kruk is op de as geschoven en vastgeschroefd - niet met een klein verzonken schroefje, maar met een grote, in het oog springende schroef. Van eenzelfde minimum aan esthetiek getuigt ook de plaatsing van de lampen: kale gloeilampen, op het geometrische middelpunt van de plafonds. Door de symmetrische plaatsing van zowel lampen als vensters worden de vertrekken dag en nacht gelijkmatig uitgelicht. In dit huis wordt niets zonder zin geaksentueerd, geen hoek van een vertrek krijgt meer aandacht dan een andere, deuren en ramen zijn geplaatst volgens een wet van symmetrie,en bij vrijwel ieder terugkerend detail is gelijke maat betracht. In dit huis gaat het om een waardevrije scheiding en kategorisering van de elementen die een ruimte bepalen, en niet - en hierin ligt het beslissende onderscheid met de intenties van de Nieuwe Zakelijkheid - om een vormgeving volgens een kontemporaine esthetiek, waarvan het ‘vocabulaire’ zich laat herleiden tot een nieuw materiaalgebruik en een maatschappelijk bewustzijn. Het is de zichtbaar gemaakte filosofie van een denker die de willekeur der tekens inzag en ze daarom in zijn architektonische opvatting zoveel mogelijk wilde vermijden. ‘Die Sprache verkleidet den Gedanken’, heeft hij geschreven (Tractatus 4.002). - Transponeert men die uitspraak op de architektuur, dan kan men zeggen dat Wittgenstein bij het ontwerpen van dit huis de taal zo min mogelijk heeft laten spreken: het is de gedachte die hij toont.
Marie-Louise Flammersfeld
De foto's zijn ontleend aan Bernhard Leitner, The Architecture of Ludwig Wittgenstein, The Press of the Nova Scotia College of Art and Design, 1973. | |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
|