gebeuren gaat. We zullen het nooit weten. Maar er is wel een aanwijzing die het ergste doet vermoeden. Het citaat uit Antigone gaat over het verbod om het lijk van Polyneikes te begraven. Antigone overtreedt het verbod, begraaft het lijk van haar broer, wordt levend ingemetseld maar pleegt later zelfmoord.
De dokter is een vreemdeling die op een dag met aanbevelingsbrieven bij de kolonel in Macondo komt. Hoewel hij zich meer als een dier dan als een mens gedraagt, wordt hij in huis opgenomen en opent een praktijk, die heel goed gaat. Na een paar jaar arriveert de Bananen-maatschappij die welvaart brengt in Macondo. Maar de dokter raakt al zijn patiënten kwijt aan de medische dienst van de maatschappij. Hij doet geen enkele poging ze terug te winnen, integendeel, hij sluit zich op in zijn kamer. Zelfs als hem gesmeekt wordt ernstig gewonde dorpelingen bij te staan, komt hij niet naar buiten. Op deze onmenselijke weigering reageert het dorp door te zweren hem na zijn dood niet te zullen begraven.
De kolonel, die een goed christen is en met een mengeling van medelijden en liefde tegenover de dokter staat, interpreteert het gedrag van de dokter als een gevecht met God. Dit is een punt van essentieel belang in het verhaal: de confrontatie van de kolonel, die gelooft in een ‘andere macht’, met de dokter die daaraan twijfelt. Het is niet zo dat de laatste zich boven God stelt, maar hij is verbijsterd over de zekerheid van de anderen dat God bestaat. Heel mooi is de scène waarin de dokter gebiologeerd staat te kijken naar het opwindbare danseresje in het huis van de kolonel. Hij windt het op, de muziek begint, ze danst, een sprongetje en afgelopen. Dit is de allereerste ontmoeting met de dokter: een man die gefascineerd kijkt naar een mechaniek dat een poppetje in beweging brengt. Ziet hij de mens ook zo, vraagt men zich af.
In het dorp heeft de kolonel een zeker gezag omdat hij ex-militair is en omdat hij een van de stichters van het dorp is. Hij doet waar hij zin in heeft, ook al strijkt hij tegen de haren van de dorpelingen in. Een man met een eigen wil, zoals zijn dochter denkt, maar tegenover de dokter staat hij machteloos. De dokter is sterker dan hij. Juist omdat de kolonel in een hogere macht gelooft en niet in zijn mogelijke eigen vrije wil. Dat hij het dorp aan kan, de burgemeester bijvoorbeeld, komt omdat de botheid van die autoriteit voor hem volkomen doorzichtig is. Maar de dokter heeft een andere macht en deze is ongrijpbaar voor de kolonel: de kolonel denkt dat de dokter probeert de dood te overwinnen. Het is alsof de dokter de geschiedenis, de tijd, niet als een cirkel wil zien maar als een rechte lijn. Of anders gezegd: de dokter probeert de cirkel waar we in ronddraaien te doorbreken. In Afval proberen de mensen van het dorp op allerlei wijzen de tijd vast te houden, de kringloop te laten voortbestaan. De dokter daarentegen wil alles loslaten. Hij pleegt zelfmoord, de anderen laten alles over zich heen komen. Vargas Llosa zegt in zijn studie Gabriel García Márquez, historia de un deicidio (de geschiedenis van een godsmoord, uitg. Barral, Barcelona, 1971) dat alle schrijvers rebellen zijn maar niet alle rebellen schrijvers. Ik geloof dat we in Afval te maken hebben met een rebel die geen schrijver is, tenzij het een zelfportret van Márquez is.
In dit verband kan een citaat uit Llosa's omvangrijke studie misschien verhelderend werken: ‘Romans schrijven is een daad van rebellie tegen de realiteit, tegen God, tegen Gods schepping: de werkelijkheid. Het is een poging om de reële werkelijkheid te corrigeren, te veranderen of op te heffen, te vervangen door de fantasie-werkelijkheid die de schrijver maakt. De schrijver is een dissident: hij schept niet-bestaand leven, hij schept verbale werelden omdat hij het leven en de wereld niet accepteert zoals ze zijn (of zoals hij denkt dat ze zijn). De wortel van zijn roeping is een gevoel van onvrede met het leven: iedere roman is een geheime godsmoord, een symbolische moord op de werkelijkheid. De oorzaken van deze rebellie, de oorsprong van de roeping van de schrijver, zijn talrijk maar ze kunnen allemaal gedefinieerd worden als: verstoorde verhouding met de wereld.’
In Afval krijgt de dokter de volle schijnwerpers op zich juist door Márquez' techniek om hem niet zelf via de innerlijke monoloog als hoofdpersoon te laten optreden, maar door de anderen om hem heen te laten draaien en te laten gissen naar wat hij denkt. Van deze man gaat een enorme fascinatie uit, vooral op de kolonel, en hij zou grote macht kunnen uitoefenen. De dokter trekt zich echter zo ver mogelijk terug. Maar er is een kans dat een soortgelijk figuur op een dag naar voren treedt. In een interview in Publisher's Weekly van mei 1974 zegt Márquez nl. dat hij al een paar jaar bezig is met een nieuw boek dat El otoaêo del patriarca (de herfst van de patriarch) zal gaan heten. Het gaat over een oude dictator in het Caraïbische gebied (iedere gelijkenis met de werkelijkheid berust op toeval), over de eenzaamheid van de macht van een man die zo lange tijd zo ver van de mensen af staat. Omdat Márquez zijn werk altijd lang laat rijpen zal het nog wel even duren, maar er staat ons nog wat te wachten.
Mariolein Sabarte Belacortu