Strong Opinions
Nabokov's voortdurende strijd tegen de identificatie van hemzelf met de hoofdpersonen uit zijn romans, heeft geleid tot herhaalde uitvallen tegen Freud en de Freudianen in veel van zijn romans. Deze uitvallen zijn vaak even komisch als stereotiep. Na een succesvolle schrijversloopbaan heeft hij recentelijk (in 1973) de kans waargenomen om zijn privémeningen, die hij naar zijn zeggen te weinig kwijt kan in zijn fictioneel werk, bij elkaar te brengen in een bundel die interviews met hem over een periode van tien jaar bevat (van 1962 tot 1972).
Het opvallende van deze interviews is dat ze afwijken van het normale patroon.
‘I think like a genius. I write like a distinguished author, and I speak like a child’ zegt hij in zijn voorwoord. Om niet als infantiel spreker over te komen stelt hij drie voorwaarden: de vragen van de interviewer dienen hem schriftelijk te worden toegezonden; hij beantwoordt ze schriftelijk en reproduceert de antwoorden mondeling.
Wat de lezer in 209 pagina's interviews dan ook voor zich krijgt, is een uitgebalanceerd geheel, waar Nabokov niets zegt wat hij niet kwijt wil, en niets verzwijgt wat hij wereldkundig wil maken. Soms is dat jammer. De interviewer die een antwoord wil krijgen op zijn vragen, kan in een onvoorbereid gesprek zijn opponent voor het blok plaatsen door zijn vraag in vele onontkoombare variaties te herhalen. In de vorm die Nabokov vereist is de schriftelijke vraag met het schriftelijke antwoord eenmalig. En Nabokov weet hoe hij ontwijken moet. Op een vraag van James Mossman voor de Review B.B.C. 1969 of het vermogen ‘to recall and to celebrate patches of past time’ een speciale kwaliteit van Nabokov is, antwoordt deze doodleuk dat veel schrijvers dat vóór hem ook al gedaan hebben. Een nietszeggend antwoord, dubbel jammer omdat Nabokov in zijn roman Ada tamelijk uitgewerkte ideeën neerschrijft over ‘the texture of time’. Maar de ideeën over ‘the texture of time’ horen niet bij Nabokov, ze stammen van Van Veen, de hoofdpersoon in Ada. Met dat argument werkt Nabokov veelvuldig.
Vraag voor de B.B.C, televisie in 1962: ‘Do you think that such an intense power of memory as yours has inhibited your desire to invent in your books?’ Antwoord: ‘No, I don't think so’. De interviewer houdt vol door te stellen dat hetzelfde soort voorvallen steeds terugkomt. Nabokov weet de reden: ‘That depends on my characters’. Een mooie schuilplaats voor een schrijver.
Wat is er nu aan de hand met de irritatie die je als lezer voelt? Natuurlijk is een ieder zo verstandig tegenwoordig te weten dat Humbert Humbert die van nymphets van twaalf tot veertien jaar houdt, niet te vergelijken is met Vladimir Nabokov, die met Vera is getrouwd en eens op jonge leeftijd van een even jong strandvriendinnetje in Nice gehouden heeft, zoals beschreven wordt in Speak Memory. Maar de preoccupatie met de herinnering, met ‘time's prison’, met het thema van de aard en de wetten van de creatieve verbeelding, waardoor iemand met een dergelijke verbeeldingskracht een eenzame rol moet spelen in de samenleving (The Eye; Invitation to a Beheading; Pale Fire) komt te frequent voor in Nabokov's romans om de lezer niet nieuwsgierig te maken naar wat een man, die zijn hoofdpersonen opzadelt met dergelijke problemen, zelf daarover te zeggen heeft. Dat is weinig. De lezer die dat zoekt wordt met een kluitje in het riet gestuurd.
Wat overblijft om tegemoet te komen aan de wensen van een bewonderaar van