Holland Dada, in journaalvorm
Dada, toch een verschijnsel dat internationaal sterk de aandacht trok en tot op heden invloed op de literatuur en de beeldende kunst uitoefent, heeft - evenals het surrealisme, dat er goeddeels uit voortgekomen is - in ons land maar weinig weerklank gevonden. Of het zou pas sinds de jaren vijftig moeten zijn. Oorzaak? Wij zouden er te nuchter voor zijn, en te bezadigd. En hadden Wereldoorlog I ook niet aan den lijve ondervonden. Een andere reden zou zijn, dat dadaïsme en surrealisme geen stromingen waren in formele zin, geen ‘ismen’ die men op veilige afstand na verloop van tijd kon volgen. Echte dadaïsten kent onze vaderlandse kunstgeschiedenis dan ook niet. De hoofdpersonen uit K. Schippers' pas verschenen Holland Dada (Querido, f 35, -) staan bijna alle onder een andere noemer te boek: Otto van Rees, Paul Citroen, Theo van Doesburg en H.N. Werkman. De man die het gezicht van onze ‘dada’-variant in hoge mate bepaalde, Kurt Schwitters, was een buitenlander. En zelfs hij werd door de volbloed dadaïsten niet eens als een van de hunnen beschouwd...
Geen wonder dus, dat pas vijftig jaar later, in 1971, voor 't eerst daadwerkelijk aandacht werd besteed aan deze nauwelijks opgemerkte dada-episode. (Alleen het sluistuk, de dada-veldtocht van 1923, had destijds enig opzien gebaard.) Eind '71 namelijk richtte Thom Mercuur, beheerder van het franeker gemeentemuseum en verwoed jager op dada-wild, een expositie ‘Dada in Drachten’ in. Hij deed dat in samenwerking met Schippers, die al vanaf '68 bezig was materiaal te verzamelen voor het nu verschenen boek. Beperkte de aandacht zich bij die gelegenheid tot de afsluiting van de dada-periode (april 1923), nu, met het boek, is het hele gebeuren in beeld gebracht.
De wijze waarop is voortreffelijk. Niet alleen wordt er veel en interessant materiaal gepresenteerd, de presentatie zelf - ook de vormgeving van Ary Langbroek - is uitstekend. Het boek is verschoond gebleven van het zwaarwichtige en gortdroge dat dergelijke dokumentaties, of die nu literatuur of beeldende kunst betreffen, pleegt te kenmerken. Schippers doet niet moeilijk, om de eenvoudige reden dat hij dada voornamelijk presenteert en in mindere mate analyseert. En dada deed niet moeilijk, tenzij om de lachlust op te wekken.
Holland Dada gaat slechts terloops in op het wezen van dada. (Waar dat gebeurt, in de inleiding en verder zo tussen neus en lippen, is wel meteen sprake van een treffende karakteristiek.) Het verschijnsel dada wordt gesignaleerd, met als signalement een indrukwekkende verzameling dada-kunst, data, anekdotes, foto's, kranteartikelen en brieven. Holland Dada sluit, wat het dokumentaire karakter ervan betreft, direkt aan bij Een cheque voor de tandarts, dat Schippers, samen met Bernlef, in 1967 uitgaf. Beide boeken zijn vormen van ‘het betere soort journalistiek’. (Te bedenken dat Van Doesburg ‘journalistisch’ bij voorkeur als scheldwoord hanteerde!) Wat Schippers schrijft n.a.v. Tristan Tzara's Chronique Zurichoise geldt in zekere zin ook voor zijn eigen boek: het geeft geen theoretische bespiegelingen, maar laat op een speelse manier alleen de dada-feiten spreken.
Wij mogen overigens nog zo'n zwaartillend en nuchter volkje heten, de kranteverslagen van de dada-veldtocht van '23 mogen er zijn. Of misschien juist wel door die journalistieke nuchterheid/kneuterigheid.
‘Er werd gelachen, geroepen, gekraaid, iemand liet een opblazertje afgaan, dat piep zei, en hij had er zoo'n succes mee, dat hij het nog eens en verder voortdurend deed. () Iemand riep: Gaga. Gejoel, geschreeuw. () De zaal jankt mee, het opblazertje gilt boven alles uit.’ (NRC 30-1-1923)
‘Och arme! Toen de inleider sprak over de zucht van den mensch tot domineeren, riep er iemand ‘dubbel zes’ - en toen-ie 't had over contra-natuurlijke handelingen, werd er geroepen ‘Er zijn dames in de zaal!’ Verder explodeerde de opgekropte esprit in de kreten ‘Had je me maar!’ ‘Hou er den moed maar in’ en ‘Willem Broekhuijs’. Toen was 't register van de volkshumor afgespeeld. En dus werd er weer geloeid en gemiauwd - en zelfs dit was maar zoo-zoo, want als de lichten