De Revisor. Jaargang 1(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Canzoniere Vertaling Frans van Dooren 16 Pelgrimage De man verlaat, reeds oud en grijs van haren, het huis waarin hij altijd heeft geleefd, terwijl 't gezin, dat veel om vader geeft, hem bij 't vertrek bezorgd staat na te staren. Maar de oude pelgrim tart alle gevaren die 't laatste levenseinde voor hem heeft, omdat hij vurig naar zijn einddoel streeft, getekend door de reis en door zijn jaren. Zo komt hij aan in Rome, vol vertrouwen dat hij de afdruk zien zal van 't gezicht dat hij eenmaal hierboven hoopt te aanschouwen. Nèt zo ben ik, mijn liefste, op jou gericht: ik zoek zoveel ik kan in andre vrouwen de schone werklijkheid van jouw gezicht. 35 Eenzaamheid Alleen en peinzend en met trage tred zoek ik mijn weg door de eenzaamste gebieden, terwijl ik steeds mijn ogen scherp laat spieden naar plaatsen waar geen mens zijn schreden zet. Ik weet geen ander middel dat mij redt van 't oog der mensen dat ik wil ontvlieden. Want dat een laaiend vuur mijn bloed doet zieden, merkt ieder die maar even op mij let. Ik denk dat berg en bos, rivier en veld - en zíj alleen - wel zien in welke mate wanhopigheid en eenzaamheid mij kwelt. Maar toch vind ik geen plaatsen zó verlaten dat Liefde mij erheen niet vergezelt om steeds met mij - en ik met haar - te praten. 226 Verlangen naar Laura Geen dier in 't woud, geen vogeltje op de daken is eenzamer dan ik en meer alleen. Want sinds haar schoonheid uit mijn oog verdween, mis ik mijn warme zon, mijn lichtend baken. Slechts huilend kan ik nog vertroosting smaken, want als ik lach of eet, krimp ik ineen. En zorgen schudden me overdag dooreen terwijl ze ‘s nachts van 't bed een slagveld maken. Alleen de slaap, nauw aan de dood verwant, vermag mijn droeve hart nog op te beuren uit al het leed waarin het is beland. O schaduwrijke velden vol van geuren, o zalig oord, o rijkgezegend land waar zíj vertoeft om wie ik zit te treuren! 272 Na Laura's dood Het leven vlucht en blijft niet éven staan, terwijl de dood het volgt met rasse schreden. En nu ik strijd met heden en verleden, springt ook de toekomst dreigend op mij aan. Bedroefd denk ik aan wat ik heb gedaan en nog zal doen. En ik zou echt met reden mijn levensdraad al hebben afgesneden, als ik niet met mezelve was begaan. En al wat goed was in mijn levensdagen komt bij mij op; maar vlak boven mijn hoofd zie ik aan de andre kant de stormwind jagen dichtbij de haven die mij rust belooft, de stuurman moe, het want kapotgeslagen, het licht, dat mij zo lief was, uitgedoofd. Vorige Volgende