Frans van Dooren
Francesco Petrarca 1374-1974
‘Sarò qual fui, vivrò com'io son visso’
Zeshonderd jaar geleden stierf op 19 juli 1374 de Italiaan Francesco Petrarca die gezien kan worden als een van de grondleggers van de moderne West-Europese cultuur: enerzijds als denker door zijn werken in het Latijn, en anderzijds als kunstenaar door zijn gedichten in het Italiaans.
De ‘Latijnse’ Petrarca is dé gangmaker geweest van het Humanisme en daardoor de wegbereider tot de latere Renaissance. Hij was in Europa in feite de eerste die zich stelselmatig bezig hield met de bestudering van de klassieke oudheid. Niet door middel van een puur wetenschappelijke benadering die los stond van zijn persoon, maar via een existentiële beleving, een betrokkenheid die hem tot in het diepst van zijn wezen beroerde. Dit engagement - waardoor hij bijvoorbeeld half Europa doortrok op zoek naar manuskripten van klassieke auteurs - vond zijn weerslag in de honderden Latijnse werken (waaronder zeer vele brieven) die hij heeft geschreven: werken over de meest uiteenlopende onderwerpen, maar waarin steeds de mens - in werkelijkheid Petrarca zelf - centraal staat.
Dit centraal-staan van het ‘ik’ blijkt wellicht het meest in het geschrift dat fundamenteel is voor de kennis van Petrarca's persoonlijkheid en dat getiteld is: Secretum, of ook wel: De secreto conflictu curarum mearum, een soort autobiografie waarin de schrijver zijn innerlijke onrust en zijn morele en religieuze problematiek blootlegt en analyseert. Er bestaat waarschijnlijk geen ander in het Latijn geschreven werk waaruit de sensibiliteit van de moderne mens zo duidelijk naar voren treedt als juist uit Petrarca's Secretum.
Interessant zijn ook de vele honderden Brieven van Petrarca, zoals die waarin de schrijver ten behoeve van het nageslacht in het kort zijn leven de revue laat passeren, en die waarin hij zijn beklimming van de Mont Ventoux beschrijft en als een van de eersten in de wereldlitteratuur de bewondering van de mens voor de hem omringende natuur onder woorden brengt. Als de humanist Petrarca voor onze moderne tijd iets te betekenen heeft, dan ligt deze betekenis voor mij vooral hierin dat hij, meer dan wie ook, heeft aangetoond dat de studie van het verleden - en of dat nu de klassieke oudheid is of een andere periode, doet niet ter zake - uiterst waardevol kan zijn voor de ontwikkeling van het individu, en evenzeer voor het gehele cultuurpatroon van een bepaalde tijd.
De ‘Italiaanse’ Petrarca, die mij persoonlijk het meest boeit, is de dichter van de in terzinen geschreven allegorische Trionfi, maar bovenal de schepper van de Canzoniere, een sublieme verzameling gedichten (vooral sonnetten en canzonen), die vrijwel alle direkt of indirekt betrekking hebben op zijn idealiserende liefde voor Laura, een provençaalse met wie Petrarca voor het eerst in kontakt kwam op goede vrijdag van het jaar 1327 in het Franse Avignon. Wie deze Laura precies geweest is, daarover bestaan diverse hypothesen, die hier niet van belang zijn. Belangrijk is slechts dat de schrijver liefde voor haar opvatte en dat deze liefde hem heel zijn verdere leven bleef inspireren bij het schrijven van zijn Italiaanse poëzie.
Petrarca's Canzoniere valt in twee delen uiteen: in het eerste (In Vita di Madonna Laura) bezingt en vereert de dichter de levende Laura, de provencaalse die hij in Avignon ontmoette; in het tweede (In Morte di Madonna Laura) schrijft hij in zeer gevoelige en aangrijpende verzen over Laura wanneer ze gestorven is. Ondanks het feit dat de Canzoniere aan Laura gewijd is, is het in feite toch Petrarca zelf die centraal staat en zijn door Laura opgewekte gevoelens en gedachten beschrijft en analyseert.
Komt in de Latijnse geschriften Petrarca's geleerdheid meer naar voren, in de Canzoniere (en ook in de Trionfi) overheerst zijn kunstenaarschap: gedachte, uitdrukkingswijze, stijl, woord en klank vormen bij hem een volmaakte eenheid. En wat even belangrijk is: zijn gedichten zijn in hoge mate lyrisch en gevoelig. Het psychologische karakter ervan maakt het geheel tot iets universeels dat persoon en tijd van de dichter overstijgt. In dit opzicht kan de Canzoniere beschouwd worden als een ‘storia d'amore’ van alle tijden.
Overigens kwalificeerde Petrarca, die zelfs bij zijn meest alledaagse notities nog van het Latijn gebruik maakte, deze in het ‘volgare’ geschreven verzen van de Canzoniere als ‘nugae’ of ‘nugellae,’ dat wil zeggen: onbenulligheden, dingen die nergens goed voor waren en waar hij zich als aristokratisch beoefenaar van de letteren verre van diende te houden. Desondanks bleef hij er heel zijn leven aan werken. In de handschriften van Petrarca zelf, die gedeeltelijk nog bewaard zijn gebleven, vinden we overal de sporen van de ‘labor limae’ om een woord van Horatius te gebruiken: bepaalde woorden zijn er vijf of zes keer gekorrigeerd en soms zijn zelfs hele verzen