formatie is de poort waardoor de nieuwe informatie naar binnen gaat.
Bij het lezen van een roman gaat de nieuwe informatie die je bij het lezen van elke regel naar binnen krijgt, nog door een tweede poortje. Dit tweede poortje wordt gevormd door de informatie die nog komen moet.
Elke morgen daalde het lenige meisje Diana de trap af. Hoe beschrijf je dat?
Door het op te schrijven zoals je het net gelezen hebt.
Als je het niet leest, maar ziet, bijvoorbeeld vanuit je hotelkamer, dan zul je, om het begrip ‘elke morgen’ weer te geven, herhaald melding kunnen maken van de waarneming dat het meisje de trap afdaalde en deze mededelingen op een rijtje onder elkaar zetten. Er zijn schrijvers, en ook wel beeldende kunstenaars, die dat doen. Het bijzondere van zo'n serie bijna identieke mededelingen is natuurlijk dat ze, als zodanig, buitengewoon vervelend zijn.
Het ligt veel meer voor de hand om, als het gaat om de beschrijving van zoiets bekends als een meisje dat, elke morgen weer, de trap afdaalt, daarvoor de term ‘elke dag’ te gebruiken. Laten we dit de gewone manier van schrijven noemen, in onderscheid van de eerste, speciale manier - ten opzichte van dat meisje een heel irritante en pretentieuze manier.
Daarom: die speciale manier gebruik je alleen voor de beschrijving van verschijnselen die bij elkaar horen omdat ze een gemeenschappelijke oorsprong hebben terwijl je niet weet welke deze oorsprong is.
Over de mogelijkheid iets niette zeggen.
Het is een aantal jaren de gewoonte geweest, in de computerwereld, nummers van lijsten te laten beginnen met 0. Volgens die gewoonte zouden we nu in de ‘19de eeuw’ leven en zou elk jaartal het etiket van zijn eigen eeuw leveren zonder de afspraak dat je er 1 bij moest optellen.
Zo kon je, als een boek precies 100 hoofdstukken heeft, overwegende dat 100 geschreven kan worden als 102, elk hoofdstuk uit dat boek aangeven met een getal dat uit twee cijfers bestaat. Efficiënt. Leuk.
Zo leek het er op dat alles wat in de wereld op een rijtje stond, hernummerd moest worden, zodat alles beter kon worden opgeborgen, want de elementen die je op een rijtje hebt staan, berg je op, zonder het rangnummer waaronder het in het rijtje voorkomt (terwijl je ze te voorschijn haalt, tel je).
Een ongemak daarbij is - je hebt er geen last van zolang je niet automatiseert, maar als je automatiseert zié je niet meer wat er gebeurt, je weet het alleen - dat je nooit weet of een bepaald rijtje wel bestaat. Om dát te weten moet je weten of het eerste element uit dat rijtje wel bestaat. Maar staan die rijtjes achter elkaar, bijvoorbeeld op een magneetband, dan weet je van een eerste element niet van het hoeveelste rijtje het het eerste element is. Je kunt best, zonder het te weten, een aantal lege rijtjes gepasseerd hebben. Je weet dus niet met welk rijtje je bezig bent.
Het is duidelijk dat dit in het gewone leven niets uitmaakt en ook niet als je een roman leest, aangezien je dan best weet waarover het gaat want je leest het, maar voor de ‘allesbeschrijver’ was genoemd ongemak er de oorzaak van dat van elke rij het element met rangorde 0 ging aangeven of er überhaupt wel elementen in die rij voorkwamen. Zo ja, dan gaf het element met rangorde 1 gewoon het eerste element aan enz.
Al die moeilijkheden en de oplossing ervan danken we aan het idee, dertig eeuwen geleden, iets dat er niet is, aan te geven met een symbool: 0, de nul, welke het synoniem is van een symbool dat waarschijnlijk nog veel ouder is dan de nul, misschien wel het eerste woordje op aarde uitgesproken, het woordje ‘nee’.
Wat betekent ‘nee’? Als je dat wilt uitleggen, moet je ook duidelijk maken waarom in het hedendaagse verkeer ‘nee’ wel eens ja betekent, soms meer dan ‘ja’ zélf ja betekent; er zijn situaties waar dit zeker geldt.
Er zijn echter situaties waarmee je met ‘nee’ noch met ‘ja’ iets beweert dat interessant is, omdat je het al zo vaak beweerd hebt. Het meeste van wat er op de wereld gezegd of geschreven is is niet interessant omdat het middels het mechanisme waarmee je bedoelt te zeggen dat iets waar is of niet, zo gemakkelijk te verzinnen is.
Maar de verleiding om toch in die trant te schrijven is groot omdat je denkt dat je daarmee de hand hebt in de ja/nee verhoudingen in de wereld zelf en dat is natuurlijk wél interessant. Veel mensen denken daarom dat wat op papier staat een afspiegeling moet zijn van wat er in de wereld gebeurt of van wat iemand voelt, maar weten niet hoe het komt dat, wanneer zij zulk geschrevene onder ogen krijgen en daarbij niet in de waan worden gebracht dat zij wat zij lezen zelf beleven - met lezen ophouden.
De schrijver weet dat wel. Het komt omdat zo'n tekst niet laat zien waar, telkens weer, een nieuwe volgorde begint. Het boek dat onder zijn hand ontstaat, heeft de vezelachtige structuur van leer. Allemaal losse draadjes.
Zacht versus zacht. Het is bekend dat zachtheden, als ze ten opzichte van elkaar in beweging zijn, elkaar niet helpen, maar tegenwerken. (De wet van de turbulentie).
De wind die over het water strijkt.
De vlag die wappert en richting geeft aan de strijd.