Herinneringen aan morgen
Het was de laatste tijd nogal rustig in de polemische tuin van het Nederlandse literaire leven. Met Hermans in Parijs, Andriesse aan de drank en Kars in de espressobar viel er nog maar weinig te beleven, maar De Revisor lof, als een geschenk uit de hemel was daar inene Paul Beers. In één klap beschikt Nederland weer over een polemist van klasse, een literaire ridder zonder vrees of blaam, die in korte tijd zo'n reputatie wist op te bouwen, dat iedereen die ooit maar één letter op papier heeft gezet zich sidderend van angst op zijn kamertje terugtrekt als er weer een nieuw nummer van De Revisor dreigt te verschijnen. De Beul van Middelie wordt hij genoemd
en niet ten onrechte. Zo maakte hij in De Revisor 2 korte metten met Hopper door te bewijzen dat Hopper en Nico Scheepmaker een en dezelfde persoon zijn, en dat die onthulling voor de nodige opschudding zorgde, dat spreekt. In De Revisor 3 was ik aan de beurt. Onder de spirituele en tegelijk dodelijke kop ‘Geluyter’ (hoe briljant weet Beers in dit jeu de mots mijn naam aan het woord geleuter te verbinden!) ging Beers in de aanval, en de eerste zin was meteen raak: ‘Hij vulde mede die ondragelijke achterpagina van De Nieuwe Linie, hij was PC-redacteur, hij schreef niemendalletjes in de VPRO-gids, hij maakte ook een verhalenbundel, een film-script, een kind en een kinderboek, hij is goed voor veel en nergens te goed voor.’ Ram! Die zit want iemand die zoveel schrijft is natuurlijk hoogst verdacht en daarom is het jammer dat Beers lang niet alles vertelt, want behalve voor de al genoemde bladen werk of werkte ik ook nog voor Aloha, Haagse Post, VARA televisie, VPRO radio en televisie, NCRV televisie, KRO radio, Boemerang, Profumo, Algemeen Handelsblad, Avenue, Maatstaf, Skoop en als invaller televisiecriticus (jammer Beers!) voor de GPD en dat maakt mij natuurlijk nog veel verdachter. Verder maakte ik niet één scenario, maar schreef ik er tien (waarvan er één helaas niet verfilmd wordt, misschien is Beers daarmee in de war) en maakte ik geen kinderboek (slecht opgelet, Beers). En dan hebben mijn vrouw en ik inderdaad een kind, maar wat Beers daar in godsjezusnaam mee te maken heeft, ontgaat mij ten enenmale, terwijl zijn suggestie dat hij iets zou weten over de omstandigheden waaronder dit kind werd verwekt me zelfs te ver gaat. Hebben we die droplul soms ooit in onze slaapkamer genodigd? Nee toch zeker. Mensen die met dit soort perverse verlangens bij ons aan de deur komen worden ogenblikkelijk doorgestuurd naar de sexboerderij vijf huizen verderop.
Tot zover dan Beers' vernietigende aanval, want na die eerste zin weet hij niet zo goed meer hoe hij verder moet. Maar zie, plotseling krijgt hij een inval en voor hij het weet heeft hij het werkwoord ‘hopperen’ bedacht (Een taalkunstenaar, die Beers, ‘luyteren,’ ‘hopperen,’ hij verrijkt de taal zowaar). Zijn volgende stap is natuurlijk het nader omschrijven van het begrip ‘hopperen.’ ‘Hopperen’ stelt Beers vast, vindt plaats als Luijters iets schrijft en Hopper dan een paar weken later iets schrijft wat daar nogal op lijkt. ‘Dat kan Luijters in zijn zak steken,’ dacht Beers om op hetzelfde moment nog van kleur te verschieten, want: Waarom eigenlijk? Waarom zou ik ervan wakker liggen dat Hopper ‘hoppert,’ ik zou het niet weten en Beers weet het ook niet. Maar Beers vindt er iets op, hij heeft niet voor niets bij de Jezuieten op school gezeten en daar gaat hij, de Beul van Middelie: ‘Een neuslengte, een neuslengte - waar heb ik dat toch eerder gelezen? En warempel: het bewijs is geleverd, Luyters is Hopper, Hopper is Luyters. Want in De Volkskrant van 19-11, één week later dus, heeft ook Hopper het over Krabbé, die met zijn 15 gedichten ‘een versdikte’ van Spaans 14 gedichten verwijderd blijft.’ Als Beers op 10 november 1973 mijn stuk in Het Parool leest, herinnert hij zich dus at wat Hopper op 19 november in De Volkskrant gaat schrijven! Ongelofelijk! Ogenblikkelijk rukt er een heel legioen parapsychologen onder aanvoering van Tenhaeff en Jack van Belle op naar Middelie. Er is een nieuwe ziener opgestaan en daarmee willen ze nader kennis maken, temeer daar deze ziener zich niet alleen herinnert wat er nog gebeuren gaat, maar hij heeft ook nog opzienbarende theorieën over hoe één persoon er twee kunnen zijn, of omgekeerd of juist iemand anders, weet ik veel, ik
ben Drs Van Praag niet, maar dat we Beers binnenkort in Zienswijze mogen begroeten staat wel vast. En o ja, dan heeft Beers nog opgemerkt dat ik in Het Parool nog al eens over PC schrijf. Nou, dat klopt. PC is een blad dat me nogal na aan het hart ligt, en omdat ik met de redactie van Het Parool, ‘de krant zonder gezicht waarvoor je kunt werken zonder je gezicht te verliezen’, heb afgesproken dat ik mijn column