Poulet
Meer en meer wreekt zich in ons taalgebied het schrijnend gebrek aan Grote Denkers; de situatie geeft reden tot grote ongerustheid; waar zijn ze, de verlichte geesten die in het verleden met hun banvloeken en inspirerende geschriften hele generaties tot richtingwijzer waren, wier rijzige gestalten fungeerden als het intellectuele geweten onzer natie, wier oordeel over vraagstukken der moraal en ethiek, cultuur of politiek een baken was voor de bewuste mens, als een encycliek voor de rechtgeaarde katholiek. Velen van hen die potentiëel deze rol zouden kunnen vervullen putten zich nog slechts in stoffige universiteiten en instituten uit in een wellicht nuttig maar voor velen onnavolgbaar en bloedeloos specialisme; anderen zijn gelokt door een intellectueel klimaat over de grenzen of de besmette duiten van het industrie-kapitaal; weer anderen zijn door een samenstelling van dergelijke factoren voor het denkend deel van onze natie verloren gegaan. En dat op een moment waarop de verwarring der geesten misschien groter genoemd kan worden dan ooit!
Meer dan tevoren leven wij immers in een periode van erosie aller zekerheden; er heerst een staat van ontheemdheid waarin alleen de neo-marxisten en de neo-mystici met een alles-omvattend antwoord klaar staan. De onafhankelijk denkende intellectuelen zijn radeloos, redeloos en niet zelden reddeloos in afwachting van de kritische geest die hen uit hun ‘end of ideology’-impasse kan redden.
Het is onder de gegeven omstandigheden geen lichte taak waarvoor de jury van de Essayprijs van de stad Amsterdam (ook de Busken Huet prijs geheten) zich ziet gesteld. Is het immers niet uit de gelederen van laureaten van deze prijs dat de bewaarders van ons intellectuele en culturele erfgoed gerecruteerd worden? Maar hoe zwaar haar taak ook is, er is wederom reden deze jury te feliciteren met het feit dat zij voor een straal licht in de al maar sneller vallende duisternis heeft gezorgd. Zij heeft recht op onze eeuwige dankbaarheid omdat zij de ogen van denkend Nederland, Vlaanderen en Zuid Afrika heeft doen richten op het beschouwend werk van Sybren Polet, verzameld in het boekje Literatuur als werkelijkheid. Maar welke?
Wij vinden dit een moedige keuze. Moedig omdat de jury zich niet heeft laten weerhouden door het feit dat Polet's uitverkiezing zeker geen algemene instemming zal vinden. Want er zullen natuurlijk weer de nodige azijndrinkers zijn die deze misschien wel historische keuze zullen betwisten. Zij zullen met een veelheid van argumenten proberen aan te tonen dat de uitverkiezing van Polet een aanfluiting is.
Er zullen er zijn die beweren dat zich onder de woordmagie die Polet bedrijft in dit boekje, achter het krakende en rammelende geschuif met termen, geen enkele oorspronkelijke gedachte verschuilt.
Er zullen er zijn die aanvoeren dat Polet's beweringen in de trant van ‘Boven de meeste literatuur zou kunnen staan ‘Verboden te denken’, een geïmpliceerd gebod dat het merendeel der kritici slaafs opvolgt' geen enkele maal door argumenten of voorbeelden worden ondersteund.
Er zullen er zijn die stellen dat Polet's boekje in feite in het geheel geen essaybundel is maar een krukkige apologie voor zijn eigen proza en poëzie, hetgeen o.m. zou moeten blijken uit het feit dat de enige schrijver die voortdurend ter adstructie ten tonele wordt gevoerd Sybren Polet is.
Er zullen er zijn die Polet's geschipper tussen zijn maatschappijvisie en zijn pleidooi voor niet-verplichtende literatuur van een nogal pijnlijken onbenullig gehalte vinden, de moeite van vermenigvuldiging eigenlijk nauwelijks waard. Het is goed dat de jury-leden Paul Rodenko, Fons Sarneel en Guus Sötemann zich door deze te verwachten zwartgallige achterklap niet van hun doel hebben laten afbrengen. Het enige wat in deze tijd immers nog telt is het stimuleren van de ongebonden gedachte, de kruistocht voor de redelijkheid die, vóórdat de klok 1984 slaat en de erfenis van Busken Huet door barbaren onder de voet zal zijn gelopen, ons zal weten te... nou ja, verdomme, iemand moet die prijs toch krijgen?
J.D.