streeks
op mij van toepassing zijn.’ Hoe troostend is het te weten dat er nog schrijvers zijn die zich zo volledig willen opofferen voor hun kunst - die niet talen naar roem of eer, rijkdom of vrouwen, maar wier enige zorg is hun onwaardige lezers nieuwe meesterwerken te schenken! Enfin, al peinzend over deze zaken, bovenop zijn bergtop, valt Co in slaap. Hij wordt wakker van regendroppels op zijn gezicht, en het slot van zijn verhaal wordt dan gevormd door de magistrale beschrijving van Co's afdaling naar het dorp, dwars door de bui heen - een beschrijving die ook getuigenis aflegt van Co's intieme vertrouwdheid met de klassieken. Maar let wel, dit is steeds even functioneel, want alle pronkzucht is Co vreemd. Co wil bijvoorbeeld meedelen dat ene Attis door Cybele in een denneappel is veranderd, maar hij wacht tot hij een zilverspar op zijn weg vindt voor hij er melding van maakt! Of hij wil memoreren dat Venus Anchises heeft verleid, maar wacht daarmee tot hij een veldje ziet dat toevallig precies lijkt op het veldje waar Venus destijds aan de gang ging, ‘bij het zoemen van de mannelijke darren,’ zoals Co er pittoresk aan toevoegt.
Luister, tenslotte, naar de sublieme slotzin:
‘Halfnaakt en met gescheurde kleren als de in eigenpalen bedelende Odysseus bereikte ik de eerste straten van het dorpje dat gorgelend zijn klokken sloeg in het veilige en vertrouwde donker van het dal.’
Tot zover de inhoud, al geef ik grif toe dat er in dit proza - hoe zal ik het zeggen? - diepere betekenislagen aanwezig zijn. Een nadere analyse zal te zijner tijd stellig nog schatten van symboliek en inzicht aan het licht brengen.
Maar nu, na al deze lof, zij het mij vergund ook een paar kleine aanmerkingen te laten horen. Ik ben een groot bewonderaarvan je stijl, Co. Zinnen als ‘terwijl hij aan de meest schitterende projecten zijn genius zette’ of ‘vaak zag ik om in angstig luisteren’ kan ik niet genoeg lezen. De dynamische kracht van een zin als ‘de wind (...) boog de hele flora ruw naar één kant over’ vervult mij met stil ontzag. Daarom juist is het zo storend wanneer je je een enkele keer vergaloppeert en een gewone zin schrijft, zoals: ‘Het had natuurlijk geen enkele zin om in het wilde weg naar beneden te roetsen, want dan brak ik vast en zeker mijn nek.’ Had je dat nu niet wat mooier kunnen zeggen, Co? Als je dat banale ‘nek’ nou maar in Latijn had omgezet, dat had al veel gescheeld. Of een ander voorbeeld: ‘de stilte van mijn hart, voor het als een razende wekker op dubbele snelheid verderklopte.’ Kom Co, had die wekker althans geen metronoom, of liever nog, metrometer kunnen zijn? Bij een ander zou ik over zulke kleinigheden nooit vallen, maar iemand als jij, die zo moeiteloos zin na zin wendingen gebruikt als ‘biovolente protagonisten’ en ‘ongebreidelde retrospectieve contemplaties,’ kijk, van zo iemand verwacht je geen wekker of gebroken nek. Dus denk daar aan, Co, geen gewone woorden meer die elke willekeurige pulpschrijver zou kunnen gebruiken.
Ik wil je ook graag een kleine tip geven inzake de vaak zo fraai door jou ingelaste vreemdtalige frasen. ‘Bella scuola nuova,’ ‘fvror divinvs sive poeticvs’ (let op de v i.p.v. de u!), ‘le haut monde’ - allemaal prachtig.
Maar ten eerste moet je er wel op letten dat je met deze effecten niet te spaarzaam bent. Er was zelfs een hele pagina (van de tien) zonder ook maar één vreemdtalige term! Dat was toch niet nodig geweest, een achterdochtige lezer zou nog gaan denken dat het je schort aan eruditie.
In de tweede plaats gebruik je soms citaten die gewoon niet meer kunnen, Co. Neem nou ‘vanitas vanitatum.’ Echt, daarmee heb je lelijk misgetast. De grootste boerekinkel weet tegenwoordig wat dat betekent. Trouwens, ik zou helemaal maar overgaan op minder courante talen. Latijn en Italiaans is niet niks, natuurlijk, maar je bereikt toch een veel mooier resultaat als je nu en dan wat Sanskriet of Hebreeuws door je tekst doet.
En dan de mythologie die je er zo graag bij haalt. Achilles, Patroklos, Aiax(let op de i!), Artemis, Hecate, Venus, enz. enz. - heel mooi natuurlijk, en ook allemaal even functioneel, maar toch heeft het wat eenzijdigs, altijd maar weer die Homerus en Ovidius. Je moet daar echt aan gaan werken, Co. Ik raad je aan om wat te grasduinen in Gilgamesj, de Edda, de Vada, de Beda en het Oera Lindaboek. En dan nog iets. Die aanval op Nabokov was uitstekend, natuurlijk. Zo'n rare vlindervanger moet niet teveel verbeelding krijgen. Het is prachtig als iemand van jouw niveau zo'n man eens duidelijk op zijn nummer zet, zodat hij leert wat zijn plaats is. Maar je moet je tegenstanders wel met zorg kiezen. Ik bedoel, je zou toch ook niet de moeite nemen om uit te leggen waarom bijvoorbeeld Multatuli of Elsschot waardeloze schrijvers zijn? Pak de volgende keer bijvoorbeeld Shakespeare aan, Co. Zo'n Nabokov is echt geen partij voor jou.
En dan, tot slot, nog een opmerking van meer algemene aard. Ik geloof dat je de samenwerking met Joyce best zo zou kunnen organiseren dat jouw werk er nog door wint. Op het terrein van de romantische gevoelens, Co, zeg je soms dingen die geen enkele vrouw, laat staan een vrouw als Joyce, zou laten staan. Eén voorbeeldje: ‘een werkelijk volmaakte vrouw (...) princes (let op de c!) Gracia van Monaco.’ Kom nou toch, Co! Grace Kelly, de dochter van een worstjesfabrikant, hoe heb je dat kunnen schrijven, jongen! Joyce had het stellig geschrapt. En echt, een zekere wederzijdse controle kan nooit kwaad. Ik zeg dit met de beste bedoelingen, tenslotte heb ik er geen twijfel aan gelaten hoe ik je werk bewonder, maar je weet net zo goed als ik dat de wereld afgunstig is, en je moet proberen de schijn te vermijden dat je een wereldvreemde, gewichtigdoenerige puberjongen bent met een verliteratuurd windhoofd vol geleerde weetjes.
Het ga je goed en doe mijn hartelijke groeten aan je lieve vrouw.
P.V.