De Revisor. Jaargang 1(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Chr. J. van Geel Raam vol nachtvlinders Zij trillen tot zij zitten op hun plaats als het niet waait, het raam verlicht, stil tot het einde van de nacht, stijf op een doel gericht, uit op bezweren van het licht. Zij dragen niet als opgeprikten op vleugels van stilleven as van 't ademloze om de naald, maar levend stof van licht beogen als van de nacht die ademhaalt. Dal Wij zijn in stilte steen, geen trap voert naar de grond, geen weg wiegt ons op weg, er is alleen maar zon en wolken die als scherven zijn. Dit is de grond die ons beweegt, schreden uit ons bedoelen buigt. Dit is het dal. De steilten zijn bedekt door schaduw van wat daagt. Buikzwam de aardster Hij springt tot ster in slippen open, hij draagt van binnen rookdun zaad, hij stuift zijn sporen maar hoe stuift hij als hij niet wordt aangeraakt? Blad Voor het zich had bedacht lag blad naast blad te bloeien op het water, in zon te drogen op in nacht bedreven rimpels voortgedragen. Nestzang Uit witte kistjes kruipen. Prachtig zoals zich wat vastzit losmaakt en vliegt. Vorige Volgende