Mislukte bloemlezing
Onder de twijfelachtige aanvoering van J.P. Guépin presenteren Willem M. Roggeman en Hans van de Waarsenburg 50 dichters uit Noord en Zuid in hun bloemlezing Vijftig na '50. Nu weet ik wel dat op elke bloemlezing wat valt aan te merken en als het in dit geval bijvoorbeeld alleen gebleven was bij de aanvechtbare ‘summiere historische inleiding’, waarin de heren even met de natte vinger de ontwikkeling van de Nederlandstalige poëzie na '50 schetsen onder de titel ‘De werkelijkheid als uitdaging’, dan had ik mijn kritiek gespaard. Nu echter de vijftig dichters bij nadere beschouwing allerminst een ‘volledig gamma van de poëtische produktie in noord en zuid’ blijken te representeren, moet ik bezwaar aantekenen. Ik beperk mij tot Noord.
De opgenomen dichters zijn: Guépin, Warmond, Rein Bloem, De Zanger, Gijsen, Herzberg, Kopland, Krol, Wilmink, De Balker, Ten Berge, Huyskens, Verhagen, Hazeu, Van Kerkwijk, Overeem, Van de Waarsenburg, Wap, Deelder, Komrij, Koenegracht, Vlek, Van den Berg, Agnes de Graaf en Graftdijk. In de inleiding worden wel als zeer belangrijk genoemd: Bernlef, Schippers, Ouwens, Winkler, Faverey, Armando en Korteweg. Geheel niet genoemd, en ook niet opgenomen dus, zijn b.v. Kuik, van Geel, Wilfred Smit, Van Teylingen, Waskowsky, Hamelink, Emmens, Sontrop en Ten Harmsen van der Beek. Je vraagt je af: waarom zit die Overeem, waarvan de biobibliografie alleen maar weet te melden dat hij redaktielid is van Kentering, waarom zit die Overeem er wèl in, en Bernlef of Schippers niet? Waarom zit Hazeu, die toch bepaald geen belangrijk vertegenwoordiger is van wèlke van de vele richtingen die er mogen zijn waarom zit die Hazeu er wèl in, en Kuik of Emmens niet? De biobibliografie geeft het antwoord: omdat Hazeu redakteur van Kentering, net als de samenstellers Roggeman en Van de Waarsenburg.
Deze bloemlezing geeft dus een vertekend beeld van de Nederlandstalige poëzie na '50, een beeld - de keus van de gedichten toont dat ook aan - door de bril van twee slechte dichters.
T.v.D.