Gemengde gevoelens
Een nieuwe Vestdijk
Het zal vele liefhebbers van lezen ongetwijfeld verheugen dat het oeuvre van de Duivelskunstenaar uit Doorn voorlopig nog niet als afgesloten moet worden beschouwd. Behalve de romanschema's die door de heer Terpstra uitgewerkt zullen worden, is een nieuwe en wel zeer verrassende mogelijkheid tot continuering gevonden in de persoon van mevrouw Hofstra, medium te Baarn. (Zij heeft o.a. al enkele fuga's van Bach op haar naam staan). Woensdag 1 augustus 1973 waren bij haar te gast de Vestdijkkenners Gregoor en Hartkamp, plus de dichter A. Roland Holst. Tijdens deze séance gaf een stem op dicteersnelheid de eerste alinea's van een nieuwe roman door. De stem werd door alle aanwezigen als die van de meester herkend (de hond van Vestdijk begon zelfs te janken); alleen de heer Holst dacht dat Koningin Wilhelmina persoonlijk het woord tot hem richtte. Mocht over het geluid dan geen eenstemmigheid bestaan, de stijl sluit elke twijfel buiten. De roman begint nl. aldus:
‘Tine Vlastuin had een gezicht als half geronnen zeep, spierwit, dat tegelijkertijd een zekere puimstenen hardheid verried; het scheen scherpgetekend en toch broddelig, met een toets van geordende breekbaarheid. De mond was weggetrokken van besmuikte goedigheid, klein in dwarse richting, maar met volle brede lippen. Mij viel vooral de onderlip op, die hing of uitstak, en aan het gezicht een uitdrukking van slappe gemakkelijkheid en verheimelijkte kracht verleende. Het dunne zwarte haar, waar een bleke nekgleuf doorheenschemerde, kroeste snaaks aan de uiteinden. Volstrekt misplaatst leek eerst het ogenpaar; de wat scheef staande en toch niet spletige basiliskogen, veeleer van een eigenzinnige gepoleiste rondheid, gaven haar de byzanteins-erotische geraffineerdheid van een courtisane en de onbekommerde dartelheid van een boeremeid die nog niet aan bucolische verlokking heeft toegegeven. Evenals bij sommige metaalsoorten was de glans erin tegelijkertijd hard en vloeibaar. Zij liep enigszins gebogen, behoedzaam, en kaars rechtop, alsof...’ enz.
De heer Gregoor merkte onmiddellijk op: ‘Heel duidelijk de aanzet tot één van Simons vrouwenportretten’.
De heer Hartkamp: ‘Typerend is ook de identificatiedwang in de omschrijving’. De heer Gregoor: ‘Inderdaad typisch de minutieuze, heldere descriptie van de latere Simon, als hij Proust al gepasseerd is. Ik zou, ik meen, dat Jet van Eyck hiervoor model heeft gestaan’.
De heer Hartkamp: ‘Met nog een tikje Damman, geloof ik; een pril meisje in ieder geval. De identifi...’
De heer Gregoor: ‘Dat is mogelijk ja. Te vroeg om dat nu al te bepalen. Ik houd het overigens op een wat oudere dame. Wat denkt ú ervan, meneer, eh, meneer Jany?’
R. Holst: ‘Met korte, harde uithalen’.
De heer Gregoor: ‘Wat bedoelt u, bedoel je, Jany?’
R. Holst: ‘Snurken’.
De heer Gregoor: ‘Prins Bernhard?’
R. Holst: ‘Simon. Met korte harde uithalen snurkte hij’.
Algemene vrolijkheid. De rest van de avond werd met genoeglijke anecdotiek over meneer en mevrouw Vestdijk doorgebracht, en met een diskussie over de vraag of het mogelijkis postuum de Nobelprijs te krijgen. Het nieuwe boek zal in afleveringen in de Vestdijkkroniek verschijnen; na de publicatie in boekvorm, is het laatste hoofdstuk te lezen in het literaire tijdschrift Maatstaf.
Ton Anbeek