De Revisor. Jaargang 1
(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
OfferandeNa een voettocht van Bergen naar Egmond Dat ik, hier lopende langs de zee,
al bijna in de greep van haar tumult,
nog denken moet aan dat verloren meer,
dat zich, heel ver landinwaarts, over
stil naar zijn vergeten einde ruist...
Eens was ik zelf een kind achter zijn dijk;
ik kan toch niet vergeten wat het was
om urenlang te zwerven of te zweven
boven het vee, de bloemen, en de bomen,
en steeds de kalmste schittering nabij?
Of, leunend aan de koude, harde wind,
bij vallend donker nog een stip te zien,
een zeil, een lichtje op het ijselijke
meer, en terug te rennen naar het warme huis,
om daar in tranen mijn verhaal te doen?
O, te bedenken wat dat water was:
hart van het land, slagader van de zee,
waarmee het samen als de omloop was
van leven's elixir, dat spattend joeg
in alle aarde en in alle vlees!
Ik weet niet meer waarom ik hier
ben, en niet daar; waarom niet hier,
maar daar; waarom wij allen in gevaar
zijn; waarom wij de al half verdorde hand
slaan aan het eigen lichaam van de wereld...
Al het lover en het schuim; de geuren langs
de lokken van de grond; het helderste;
het zuiverste; de ongebroken groei:
alles geofferd aan de Aramese beul,
die als een automaat de offergaven slecht.
| |
De vrijster van het meerDe drift van de veldmuis is mijn leven,
de dauw van de maan, en de liefde der wind;
zonder een groef is mijn hart niet gebleven,
maar mijn lichaam glanst als een kind!
's Nachts slaapt de maan in mijn ogen,
het meer slaapt in mijn armen, en bemint
mijn hart - en o, de golven gonzen bewogen,
maar mijn lichaam danst als een kind!
|
|