De Revisor. Jaargang 1(1974)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] T. Graftdijk Het is zoals het is It is a poem's function to be Shame's sensual organ. (Andrej Voznesensky) Na die tijd, waarin onzedelijke toenaderingen voortdurend dreigend melodieus in mijn oren zongen als chantage Nadat zwak wegtrekkende jeugd je gestes had doen verflauwen Nadat in ieder geval dan toch een zekere moeilijkheid in de dingen geslopen scheen Nadat ik kronkelend van onderaf gewaarwerd hoe heimelijke schoorsteenvegers 's nachts rozen en seringen zaaiden in je as Hangen nu mijn polsen werkeloos als paraplu's aan mijn polsen, het maakt niets uit Nee, ik ben het dode centrum er is geen uitweg, hoogstens afstand Kijk wat je gedaan hebt Zelfs de arbeidersbeweging is vervallen: kijk wat je gedaan hebt Hoe onpasselijk deinden je minnaars op de smachtende golfstroom van je ravissante menstruatie En hoe gelukkig heb je hen om zeep gebracht maar toch ook weer niet helemaal Nu bewegen hun lippen nauwelijks nog (en hun geweeklaag was toch al niet geloofwaardig meer...) Hun heupen dansen niet meer met de jouwe je houdt hun hart niet langer vast omklemd, duizend lichten zijn in hun hoofd gedoofd En ook hun fameuze somberheid is in de commentaren slecht gevallen Ik heb niets meer te zeggen Ik heb alleen nog lust in schreien om het leed dat je mij hebt aangedaan... Ik heb geen been om op te staan en mijn fantasieën: hun bezieling laat zich al te makkelijk met inkt vergiftigen Eigenlijk ben ik het zwaargewonde, het obscure nevensymptoom van je bestaan Doorwaad verdrietige minuten van verandering maar tegelijk verander ik niet echt, dat is definitief onmogelijk O, je kleeft me aan, ik kleef je aan als een gebrek, een schromelijke tekortkoming In mij worden foto's ontwikkeld en afgedrukt Alleen om jou te zien verschijnen, doorzichtig, schuw, en hoezeer kwijnend op de achtergrond En na afloop zelf geblakerd en beschadigd onder tafel te verdwijnen. [pagina 22] [p. 22] La bête à deux dos In de badkamerspiegel gleed mijn gevoelig geschonden glimlach naar omlaag als een rivier van een helling en trof onbedoeld je mond, in wolken stoom gekleed was je mijn zuster zoals je voor de wastafel naast mij stond; we minachtten elkaar geenszins, integendeel, onze monden vol oesters zwommen een ogenblik in nauwlijks gegeneerde verrukking... Totdat gestommel weerklonk (dat ons vertrouwd voorkwam) en in het diepe zilver van de spiegel kringen trokken, zwaar ademend wendden wij ons van elkander af en staakten onze handelingen: niets zeggen, niet bewegen: een geradbraakte hybride met twee ruggen richt zich wankelend uit het bad op. Kinderpoëzie Besmuikt theekleurig waren de executiemuurtjes opgebloeid. Uit verveling hadden ze de geliefde straf heringevoerd. Jongetjes kropen vanuit vroeger op mij toe, zijwaarts krabbend over straat met nagelloze scharen spanden zij een concentratieweb van pianosnaren en berichtten mij het sterfgeval al van een afstand. Ik liep mijn eigen huis voorbij en weer voorbij - alleen de hoeren in kelder wenkten mij dat ik onmiddellijk moest komen. Waarom? De dood, de dood die slaapt nog steeds, ik ben de ongewenste dagrest van zijn dromen. Vorige Volgende