Refereynen ghepronunchieert opte intreden binnen der stede van Delft
(1581)–Anoniem Refereynen ghepronunchieert opte intreden binnen der stede van Delft– Auteursrechtvrij
[Folio D1r]
| |
Hier ontfangt Rhetorica de Camer van Leyden.
Ga naar margenoot+Holofernes die Tyranlick en onbedrooft // wracht
Ouer Bethulia en scheen te zijn verlaten
Mer doen Iudith in stadt des Tyrans hooft // bracht
Was sy hertelick willecom bouen maten
En waren seer verblijdt al die in stadt saten
Ouer haer comste alsomen mocht bemercken
So zijn wy nu mee verheucht met al dees Staten
Nu ghy VVitte Acoleykens coemt binnen dees percken
Want daer Lieft is tfondament, alle goet moet wercken
Dus laet ons nu doch hooren alhier ten fijne // ras
Die beduyding uwer Vertooning tot s'consts verstercken
Want tgheeft nu seer wel in elcx aenschijne // pas
Goetwillighen arbeyt niemant veyt pijne // wat.
| |
Leyden.
Ga naar margenoot+Hy, die zijn volck vrijde, van de vierighe slanghen
Door tmetalen Serpent, by Mosen op gherecht,
Ga naar margenoot+En zijn eenighen soon, aen den cruyce liet hanghen
Ga naar margenoot+Om onse misdaden, wt Adam eerst ontfanghen,
Wil v (Raepkens) bevrijen, van all' aen-gheuecht:
Wy vvitt' Acoleykens, in consten ruydt en slecht,
Comen v besoecken, Rethorica ter eeren,
Om te Rapen gheneucht, ons ionste t'uwaerts drecht.
Ga naar margenoot+Tis lieflijck (seyt Dauid) dat broeders accordeeren,
En is oock aenghenaem, voor den Heere der Heeren,
Liefd' en eendracht, hout macht, met een vast gheloof ient,
Wt sulker meeninghe, wy ons, v presenteeren,
Want vvy rapen gheneucht, door Liefd' is tfondament.
| |
[Folio D1v]
| |
De sin van d'Intrede, v (Raepkens) te verthonen
Ga naar margenoot+Is wt tweede boeck, ghenomen, der Machabeen,
Van de vrome moeder, ende haer seuen sonen,
Hoe sy doort ghelooue, op hoop, van sleuens cronen,
De VVet van haren God, niet wilden ouer-treen.
Al werden sy ghemoort, gheuilt, ghekerft, ghesneen,
Sy bleuen by Gods VVet, vroom, met een vast betrouvven,
Daerom ghy tghelooue, hier siet comen voor heen
Om dat dese alleen, op tgheloof ginghen bouwen.
Men sachse ter rechter, noch ter slincker-hant flouwen,
Maer steunden opGods vvet, volstandichlijck ten ent:
Dit is ont voort-brenghen, en des Intreys ontfouwen,
Want vvy Rapen gheneucht, door Liefd' is t'fondament.
Beyren, leeuwen, woluen, tijgers, en wilde stieren.
Schorpioenen, panthers, slanghen, en draken bloot.
Arents, griffoenen, hauicken, valcken, en gieren,
Ia wat tyrannighe, onredelijcke Dieren
Beweecht werden, haer ionghen, te vrijen in noot:
Ga naar margenoot+Nochtans dese Moeder, gheensins beweecht de doot
Van haer, of haer vruchten, het strijt teghens natueren,
Dan de heerlijcke croon, door den ghelooue groot
Daer sy al op hoopten, doet haer den doot besueren.
Antiochus wreetheyt, mach haer gheensins berueren
Tsvvijnen vleesch te eten, teghen Gods vvet bekent,
Sy blijuen volstandich, vrymoedich sonder trueren,
Want sy Raepten gheneucht, door Liefd' is tfondament.
Prince.
Ga naar margenoot+Prince, Abraham wert, door tghelooue rechtvaerdich,
Ga naar margenoot+Tgheloof deed' Israel, door het roode Meyr gaen.
Ga naar margenoot+Dauid versloech den Reus, door tghelooue eerwaerdich.
Ga naar margenoot+Tgheloof deed' Ionathas, ten strijde loopen vaerdich.
Ga naar margenoot+En den Coninck Assa, den stercken Mooren slaen:
Ga naar margenoot+Sulcx oock by Iosaphat, menichmael is ghedaen.
Ga naar margenoot+Door tgheloof, Eleaser, vast stont op Gods vvetten.
Ga naar margenoot+Esdras ging den Heere, door den ghelooue aen:
Ga naar margenoot+Sadrach, Melach, Abdenego, gaen sonder letten
Door den vyerighen ouen, en die groote hetten,
En blijuen door tgheloof, fraey ende ongheschent:
Dit is Rethorica, en broeders, ons voort-setten,
Want vvy Rapen gheneucht, door Liefd' is tfondament.
Lieft is tfondament. |
|