Den Redenrijke constliefhebbers stichtelicke recreatie
(1599)–Anoniem Redenrijker constliefhebbers stichtelicke recreatie, Der– Auteursrechtvrij
[Folio C3r]
| |
Refereyn.
GOD die onsen Leeraar in deughden moet zijn gheacht,
Bouen alle Leeraars van 'tmenschelick gheslacht,
Heeft den eersten Leerling wetenschap recht gegeven,
Hoe hy Oordelen sal, met reden wys bedacht,
Recht van zijn Leeraars leer by hoogh en lagh van macht,
Maar door zijn waan-geloof en Satans leers aenkleuen,
Is hem de wetenschap by na weer heel ontdreuen,
So dat hy nu die tijdt door de bedreuen daad,
Onwetendt ende dom ind' oordeel dick most sueren
Waar door men groten twist, twedracht en bosen haat,
Tusschen d'een en d'ander om't oordeel vroegh en laat,
Noch huyden op den dagh gheweldelick siet blijcken,
Op wegen, paden wijdt, waar datmen gaat of staat,
Binnen des Werlts rondt in alle Coninckrijcken,
Elck baardt zijn vernuft met listighe practijcken,
Daerom so segh ick wis, waer hem den Leerling keert,
Het Oordeel sal hy recht van zijn Leeraars leer strijcken,
Door rechte wetenschap van 'tgeen dat hem syn Leeraar leerd'.
So lang den Leerling bey waarheydt ende waan,
Houdt voor zijn Fondament, soo sal hy wanckel staan,
Om van zijn Leeraars leer het Oordeel recht te spreken,
Maar als hy waan verlaat, en houdt de waarheydt aan
Met Hert, Sin, en Gemoedt, sonder twyffel te slaan,
Dat hem zijn Leeraars leers kennis sal ontbreken,
Soo is de ware Schrift voor hem een seker teken,
Om zijn Leeraars leers kennis te vinden daar perfect,
En oock den rechten wegh daar sy zijn af geweken,
Die met Goods ware leer altijdt hebben gegect,
Daarom ghy Leerlinghen die willigh zijn verwect,
Wilt na u Leeraars leers kennis Godlick spooren,
Op dat ghy 't Oordeel recht met wetenschap ontdect,
Wanneer ghy comt ter Stee, by die 'twel willen hooren,
Soo meugdt ghy lofbaar zijn als Salomon vercooren
Daar ick recht me bewijs, en oock ben ghesondeerdt,
Dat den Leerling recht oordelen sal als vooren,
Door recht wetenschap van 't geen dat hem syn Leeraar leerd'.
| |
[Folio C3v]
| |
'Tblyckt dat de wetenschap by de Leerlingen veel,
Niet eendrachtig en is, doord' twedrachtigh crackeel,
Datmen siet onder haar daghelicx openbaren,
Al om haars Leeraars leer, die nochtans is geheel
Wat suyuer ende claer, sonder eenigh ghescheel,
Dat yemant int oordelen can beswaren,
Waar uyt te mercken is, dat het oordeels verclaren,
Van haars Leeraars leer by d'een of d'ander wordt gemist,
Want Martinus Luther heeft ouer veel Iaren,
Tegens den (Geestelicken) Paus grotelijcx getwist,
Den derden is 't Huys der Liefd', den vierden Mennonist,
Dus wordt de rechte Leer aen stucken gereten,
Iae 'tonrecht veroordeelt en schandelick verquist,
Om datse 'tinhoudt recht daar van niet wel en weten,
Daarom segh ick als noch sonder eenigh vermeten,
Dat den Leerling recht oordelen sal onverneerd',
Zijns Leeraars leer, diemen niet en moet vergeten,
Door recht wetenschap van 'tgeen dat hem syn Leeraar leerd'.
Prince.
CHRISTVS, die gewandelt heef in dit aardsche dal,
Als gesonden Leerling van zijn Leeraar bouen al,
Om zijns Leeraars leer den Volcken te verconden,
En namentlicke oock om 'tsondige getal,
Die verloren schenen door Adams bosen val,
Christelick te bevryden van al haar quade sonden,
Soo heeft hy (sonder waan en Neus-wyse vonden)
Met rechte wetenschap van zijns Leeraars leers inhoud',
Zijns Leeraars leer geoordeelt met cloeck vermonden,
Voor al 't Iootsche geslacht die onwetend' ende stoudt,
Met pijn, vaslcheyd, en schemp hebben ter doodt benoudt,
Waar door sy noch in waan met blinde ogen dolen,
Dus alle Leerlingen, sy zijn Iong ofte Oudt,
Gedenckt dit Testament het is u duyr bevolen,
Te oordelen oprecht in Tempels ofte Scholen,
Daarom ick noch besluyt dat den Leerling ge-eerdt,
Te recht zijns Leeraars leer sal oordelen onverholen,
Door rechte wetenschap van 'tgeen dat hem syn Leeraar leerd'.
Dueren Verwindt. |
|