Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2008 (nrs. 123-125)
(2009)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
Johanneke van SlootenGa naar eind●
| |
[pagina 355]
| |
Zo heeft hij danseressen geschilderd die in een arabeske hun gazen vleugels spreiden en hun felle oogvlekken demonstreren om hen af te schrikken. Ook zoals zij vanaf de hooggelegen loge vanuit vogelperspectief worden bespied. Een soliste danst daar in de diepte, de heupen omkranst door een fluorescerend waas als aangetrokken door het licht in steeds kleiner wordende spiralen tot zij haar hel verlichte hoofdje met de roze sprieten in overgave achterover buigt en haar armen opent. Op het toneel staat een ravenzwarte schim half verborgen in het zijdecor. Met alle technieken die hem ter beschikking staan en met experimentele toepassingen van pastelkrijt, houtskool, etsen, olieverf en gouache probeert hij de kracht en de vlugheid in de bewegingen van het vliegen vast te leggen. Vanuit de laag gelegen orkestbak tekent hij de witte wervelingen van pirouettes en het voorbijflitsen van de benen, oplichtend boven de donkere ruggen, hoofden en instrumenten van de musici. Een mengeling van omfloerste gestalten in de vlucht gevangen en stilgelegd in de verf.
Dan maakt hij een terugtrekkende beweging en verplaatst hij zijn werkterrein van de schijnbaar gewichtloze figuren op het podium naar de gangen, trappen en repetitieruimten van het Opéragebouw. Naast de schetsen die hij daar maakt, fotografeert hij de danseressen tijdens de lessen, examens en onderweg naar de zaalrepetities in voorbijgaande vluchtige ontmoetingen. Door middel van de fotografie kan hij hun bewegingen analyseren door die in fasen te tonen, ze als het ware in kleine segmenten op te delen en stil te zetten. Dit levert hem onverwachte invalshoeken op als materiaal voor zijn schilderijen. Uitgaande van de foto's en de vele schetsen maakt hij zijn eigen ensceneringen van groepjes danseressen die hij afzonderlijk in verschillende poses en met uiteenlopende bezigheden neerzet. In de tekeningen laat hij momentopnames zien, een soort verkenningen die spontaan als in een improvisatie ontstaan. Daarin kan hij op een soepele manier de luchtigheid en de vliegensvlugge veranderingen van danspatronen suggereren en hij gebruikt ze ook om handelingen die vaker herhaald worden als het voorovergebogen wrijven over pijnlijke voeten, het rekken van de benen op de bar en het op orde brengen van hun uiterlijk in de vingers te krijgen. Ook in zijn schilderijen komen deze onderwerpen als thema's in vele variaties te voorschijn. Voor hij aan een schilderij begint treft hij de nodige voorbereidingen want dat is een ernstiger zaak, daar zit een grotere kracht achter, daarvoor moet hij | |
[pagina 356]
| |
begeesterd zijn door een innerlijke drang om daarin een voorstelling neer te zetten. Ook al geeft hij de gezichtsuitdrukking en de individuele beslommeringen van de repeterende en uitrustende ballerina's heel precies weer, ze zijn voornamelijk als afzonderlijke kleurrijke figuren met expressieve houdingen in ritmische patronen in zijn composities gerangschikt. Vaak staan ze beschenen door het diffuse zonlicht dat van de buitenwereld naar binnen valt rond de balletmeester of een muzikant gegroepeerd, hij is de spilfiguur in het beeld en de oplettende toeschouwer die hen bij de les houdt. Met eigen geprepareerd pastelkrijt maakt hij de voile rondingen van de rug en dijen van zittende naakte vrouwen op het moment dat zij hun lange haar kammen of het in een handdoek wikkelen haast aanraakbaar. Staande vrouwen die zich in de intimiteit van een afgewende voorovergebogen houding met toewijding afdrogen terwijl ze uit de waskuip stappen, zijn zelden onbespied. Achter de baadster staat vaak een stille getuige die een grote handdoek als een gordijn omhoog houdt. Onder de in kleursluiers gehulde huid zindert de sensualiteit en het onderhuidse gevoel van behaaglijkheid die ontstaat door de intense aandacht voor het eigen lichaam. Binnen de sterk aangezette contourlijnen zijn de plastische vormen van de baadsters gearceerd in een nagloeiend rozerood, oker of zachtpaars. Zijn lijnen volgen de lichaamsvormen als strelingen. Nadat hij de sluiers van kleur met de vingers in het papier gewreven heeft, de kleurlagen van de opperhuid met elkaar versmolten zijn en gefixeerd, schraapt hij er soms weer een dun laagje af om de onderliggende zieleroerselen bloot te leggen. Zowel voor de foto's die hij als voorstudie maakte, als voor het uiteindelijke olieverfschilderij, controleerde hij zorgvuldig de lichtinval vanuit het hoge atelierraam. In dit felle schijnsel wast een gehurkte ranke in rossigbeige tinten geschilderde vrouw in een tobbe met een grote spons haar rug terwijl zij zich met een arm ondersteunt. Het tentoonstellingspubliek en de critici spreken ten aanzien van zijn Scènes de toilette over ‘het verontrustende karakter van deze gekwelde schepsels, de gespannen anatomiën die worden verwrongen door heftige inspanningen’ en dit geldt het sterkst voor de baadster die een vreemde draai moet maken om zich langs de zij af te drogen. Haar holgetrokken rug die zich kromt over de leuning van een bank, lijkt omhoog te groeien uit de gevouwen benen. Het licht op haar flank zit diep verscholen in de olieverf en wordt weerkaatst via de huid. | |
[pagina 357]
| |
Danseressen die regelmatig model voor hem staan vraagt hij ook om naakt te poseren voor de camera. Met deze beelden kan hij de houding beter te pakken krijgen. Terwijl hij om het model heen draait, fotografeert en tekent hij haar vanuit vier invalshoeken en combineert hij de beelden daarna op het doek tot een coherent geheel. De naakten schildert hij schetsmatig, kleurt ze later soms in en suggereert dan de kleding met nevelige cirkels van gekleurde voile.
Tot zijn zicht steeds slechter wordt. In zijn atelier waar hij zich nu helemaal teruggetrokken heeft, lijkt het licht te zijn onderschept, het dringt niet meer tot hem door. Met de vingers brengt hij de olieverf aan, met de duim drukt hij kleine toefjes rode of blauwe verf op het doek. De bewegingen van de dans schijnen nog sneller te gaan doordat ze in de vorm van wazige vlekken van roze en blauwe tutu's rond schimmige silhouetten voorbij glijden, de gezichten zijn weggevaagd. Zijn vingerafdruk staat in de verf die hij in onverwachte kleuren neerzet en daarmee worden de beelden ook avontuurlijker en met de gewaagde kleurcombinaties en oningevulde details soms bijna abstract. In de laatse fase voor zijn blindheid verder intreedt, moet hij het schilderen opgeven, van zijn ballerina's die hem nog steeds trouw bezoeken ziet hij alleen nog de contouren, ook het lichte leven op het podium van de Opéra is verleden tijd. De duisternis is ingetreden; met houtskool tekent hij verborgen figuren die door de vreemde draaiingen onder spanning komen te staan. In veertig scènes brengt hij met vegerige en ingekraste zwarte inktafdrukken de naaktheid van de baadsters, die rond het bad en het bed in diepe schaduwen gehuld zijn, in een dreigende sfeer. Ten slotte zitten twee ballerina's als ineengezakte figuren in sombere grijstinten op een bank, de een uitgeput achterovergeleund, de ander met het hoofd en bovenlichaam voorovergebogen, wrijvend over haar pijnlijk vermoeide benen en voeten.
Als het licht bijna weg is uit zijn ogen verlaat hij het platte vlak en zoekt hij de ruimte op. Van een nieuwe klomp donkerbruine was die op zijn werktafel ligt neemt hij kleine plukjes en drukt ze nauwgezet tegen de metalen armetuur. Vanuit het centrum bouwt hij op de tast aan de obscure gedaante van een kleine baadster die zich vanonder een omhoog geheven arm doorkijkend haar borsten wast. Zij is in zijn atelier uit zijn herinnering herrezen. Wanneer | |
[pagina 358]
| |
hij zijn geliefde model vraagt om naakt voor hem te poseren, traceert hij de curve van haar ver opzijgebogen houding als van een baadster die haar golvende haar uitwringt. Met strelende handen volgt hij de plasticiteit van haar huid, meet hij de open ruimten onder haar gebogen benen en de afstand van de armen naar de romp om zo haar vormen in de goede verhoudingen over te kunnen brengen in de was. Talloze nachtvlinders ontstaan vanuit een klont was op de tast in het duister van zijn domein, alle uitwaaieringen van glitter en lichtheid zijn verdwenen, de spitzen zijn uitgedaan. Getransformeerd in gespierde blote voeten-dansers zonder gezicht staan zij niet meer in de spotlights met alle ogen in de zaal op zich gericht. Ze zijn in zichzelf besloten. In een van de verschillende variaties van een grote arabeske met een been ver achterwaarts gelift, is de trage vleugelslag van haar daling gestremd; en zij die op wil stijgen punt haar lange been in de grond en heft haar andere been, armen en borst ten hemel. Sommige van de blanke lijfjes zijn in donker brons gegoten, zoals de glanzende danseres met het maskerachtige gelaat die midden in het moment van de sprong balancerend op een voet wordt tegengehouden om haar gevoelige voetzool te bekijken. Zij staat gefixeerd in een getordeerde uitbundige houding met een arm als de vleugelwelving omhoog gebogen, tegelijk aards en zonder gêne. Maar uiteindelijk als de zwarte naakte figuurtjes in hun verstarde houdingen vastgepind staan als schaduwbeelden zonder de souplesse raakt hij de vorm kwijt en verdwijnt in de leegte.
Overal ligt stof, zijn atelier is vol oud vettig stof. Verscholen achter de grijze baard en de pluizige snor schemert een neerhangende mond; zijn ogen staan dof. Ook op zijn beeldjes ligt een grijs waas, het leven is eruit. Alleen zijn kleine rode danseres staat glanzend en ongeschonden in haar glazen huis. In de zinken waskuip liggen wat lappen, smoezelige peignoirs hangen over een stoel en een vuile kam ligt tussen alle soorten beeldhouwwerktuig, resten houtskool, stompjes pastelkrijt, kwasten, vele flesje en verftubes. De vrouwen herinnert hij zich niet direct zoals hij ze gezien heeft, eerder zoals hij ze getekend en geschilderd heeft. Als hij nu zijn impressies van de lichamen voor ogen zou halen om de lijnen na te trekken, zouden ze vervluchtigen. Af en toe verschijnen ze toch nog even als in de geschilderde scènes maar blijven dan ongrijpbaar in de lucht hangen als overbelichte schimmen. | |
[pagina 359]
| |
Nu het zo met hem is dat hij niet verder zoekt, geen oog meer heeft voor mogelijke veranderingen of vernieuwingen in technische procedures, zijn blik zich nog louter naar binnen richt, lijkt hij het late licht vanachter het half geblindeerde atelierraam niet meer binnen te laten. Verzonken in het schemerdonker volgt hij vanuit zijn grote stoel alleen de beweging van dansende schaduwen. Ze trekken aan hem voorbij als tegen een blinde muur. Als hij zijn hoofd buigt en afwendt, voelt hij dat zijn oogleden te zwaar geworden zijn. |
|