Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2008 (nrs. 123-125)
(2009)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |
Liesbeth van NesGa naar eind●
| |
[pagina 302]
| |
zagen ze een gekrioel van in gevecht verwikkelde soldaten, die natuurlijk zodra ze een weide wilden oplopen of oprijden, in de vijver of de afgrond wegzakten. Ja, de troepen bestonden zelfs vaak alleen optisch, zodat de echte troepen ze niet meer konden onderscheiden van de mannen in levende lijve, en daarom onvrijwillige schijnbewegingen maakten. Batterijen artillerie trokken zuiver optisch op. ‘Omdat er allang een mogelijkheid bestaat om optische verschijnselen exact tegelijk met akoestische te produceren, kunnen die zichtbare, maar niet tastbare kanonnen ook bulderen, waarmee de illusie compleet is,’ zei Pschorr. ‘Overigens dient mijn uitvinding natuurlijk ook vreedzame doelen. Het wordt vanaf nu weliswaar heel lastig om wat zichtbaar is te onderscheiden van wat tastbaar is, maar daar staat tegenover dat het leven een stuk interessanter wordt.’ Daarop liet hij een eskader bommenwerpers langs de horizon vliegen. Ja, de bommen werden afgeworpen, maar richtten alleen voor het oog hun verschrikkelijke verwoesting aan. Geheel onverwacht wees de minister uiteindelijk de aankoop van het apparaat af. Oorlog werd zo een onmogelijkheid, beweerde hij geërgerd. En toen de ietwat te humane Pschorr dit effect juist aanprees, ontstak de minister in hevige toorn: ‘U kunt zich toch niet tot de minister van Oorlog wenden met het verzoek de oorlog om zeep te helpen!! Dat valt onder mijn collega, de minister van Cultuur.’ De minister van Cultuur kwam bij de geplande aankoop van het apparaat in botsing met de minister van Financiën. Kortom, de staat wilde er beslist niet aan. Nu greep de filmmaatschappij (de grootste filmtrust) haar kans. Vanaf dat moment heeft de film alle macht op aarde in handen; zij het alleen door optische middelen. Het is gewoon een volledig zichtbare en hoorbare verdubbeling van de natuur. Als er een onweer op komt zetten, weet je bijvoorbeeld niet precies meer of het slechts de optische dan wel de echte werkelijkheid is. Abnossah Pschorr heeft ook het fata morgana technisch onder zijn grillige controle gekregen, zodat de Oriënt in verwarring is geraakt, toen daar onlangs een zuiver technisch fata morgana, dat de woestijnnomaden Berlijn en Potsdam toonde, als een natuurlijk fata morgana werd opgevat. Pschorr verhuurt aan hoteleigenaars iedere gewenste optische omgeving. Rond Hotel de Weemoed van de heer Kulicke ligt nu het Vierwald-stättermeer. De heer Van Zonderdat verheugt zich in zijn zuiver optische echtgenote. Proleet Mullack woont in een zuiver optisch paleis en miljardairs beschermen hun kastelen door ze zuiver optisch in krotten te veranderen. Onlangs is er een dubbelgangerfabriek van start gegaan... Binnenkort bestaan er hele steden uit licht; zelfs heel andere sterrenhemels, niet alleen in het planeta- | |
[pagina 303]
| |
rium, maar midden in de vrije natuur. Pschorr verwacht dat de mens ook de tastzin op dezelfde manier technisch onder de knie kan krijgen: en dan is het tijd voor radioverkeer van echte lichamen (dus geen film, maar in het echt), dat alle verkeerstechniek ver achter zich laat... | |
De nieuwe MellosineReklameskeProfessor Richard von Pforzheim was enfant gâté bij de jonge vorstin van Schleim-Greim-Dudelstadt. Net terug van zijn expeditie naar het Titikakameer werd hij op een afternoon bij de Doorluchtigheden ontboden. Wat hem in Amerika bijzonder had getroffen, was de vraag waarmee het gezelschap aan het hof hem bestormde. ‘Doorluchtigheid, dames en heren, dat was de reclame, zonder enige twijfel, de gigantische, de uitermate handige, de psychologisch en suggestief doeltreffende reclame. Hier in Duitsland hebben we daar de laatste tijd ook iets van opgestoken. Met uw welnemen, Doorluchtigheid, geef ik een paar voorbeelden. Daar hebben we de kuszekere lippenstift; Molo-kauwgum (heeft geen betrekking op bepaalde romansGa naar voetnoot*); de zwemring, waarmee iedereen meteen kan zwemmen; de - pardon! - hondenwc voor kamerhondjes, het allerbeste product, absoluut reukloos (bestellingen bij Bark Adolf, Frkfrtm.-Heddernheim), eerste kwartaal kosteloos; het elegant rechttrekken van minder fraaie beenvormen (Hermann Wolff, Hamburg 4), waarover Zijne Doorluchtigheid de paardrijdende x zich echter beklaagt: hij had bepaald x-benen. De dokter schreef hem een paard voor en omdat de man aan rachitis lijdt, kromden zijn benen zich tot een o. Hij wendde zich dus tot bovengenoemde Wolff (Hamburg 4), met als gevolg dat hij één x-been en één o-been leek te hebben, ieder been op zich een kunstwerk, zoals dat heet, maar samen onbruikbaar; hij procedeert. - Hakenkruis-speldjes worden aanbevolen door E. Miehlig (Berlijn Z.O. 26). Zou hij ook degene zijn die als IJzeren Kruizen uitgevoerde kacheltjes aanbeveelt voor de volgende winterveldtocht? In ieder geval slaat hij op hetzelfde aambeeld als de man die kachels in de vorm van bekende mannen en vrouwen fabriceert, bijvoorbeeld een als buste van Hauptmann uitgevoerde kachel.Ga naar voetnoot** - De oplichtende sterrenhemel in de slaapkamer is uitgevonden door C. Kruger in Trins (Zwitserland): je ligt in bed en denkt de stralende hemel van het hooggebergte boven je te zien. -Beroemd is ook het rekenende potlood (Berlijn W. 9); OkasaGa naar voetnoot*** voor mannen (patent 305667, Kronenapotheek, Berlijn); tekenapparaat “Duizendschoon” (Öchsle, | |
[pagina 304]
| |
Stuttgart); kousen zonder gaten, het allerbeste product, (Mosse, Berlijn, onder J.K. 2571); een ring met een spiegeltje, dat is wat een dame verlangt (J.J. 4168, Mosse, Berlijn); de opblaasbare rubberen kleerhanger (Gronemann, Berlijn). En u slaapt zorgeloos met Zeus op de deur (Zeus-industrie, nv, Chemnitz)...’ Wat was dat...? Iemand had een doffe zucht geslaakt, en twee seconden later waren alle neuzen opgetrokken, behalve die van de vorst, die net als die ene beroemde De Medici geen reukzin had. Enige dames vielen bijna in onmacht. De professor kon niet verder spreken en worstelde om lucht te krijgen, terwijl de vorstin een wenk gaf aan kamerzangeres Huldine Fernkäs, die vervolgens met aanwending van al haar ademtechnieken ‘Die linden Lüfte sind erwacht, sie säuseln und wehen...’ moest laten horen. Nauwelijks was het lied verklonken of liever vervlogen, of de vorst nam de knappe zangeres mee naar een nis bij het raam, ze was zijn officiële maîtresse. ‘Zeg, wat was dat nou weer?’ vroeg hij haar. ‘Stinkbom,’ antwoordde ze laconiek, ‘je Doorluchtige verteert slecht.’ De monocle gleed uit het vorstelijk oog. ‘Lieve Benno, je hebt me begrepen. Ik neem nu afscheid, wees zo lief en kom onder een of ander voorwendsel achter me aan! Ik geef je een probaat medicijn.’ Ze maakte een reverence voor de vorstin die zich met een stalen gezicht beheerste en haastte zich weg. Even later voegde de vorst zich bij haar. ‘Al enige tijd,’ begon Huldine, ‘kan je gemalin, lieve Benno, op gronden, die we misschien als achtergronden kunnen aanduiden, haar geliefde fijnzinnige cercle nog maar zelden organiseren. Zoals je ziet, mislukte ook deze afternoon. Het spijt me alleen al om jou. Natuurlijk geeft ieders spijsvertering wel eens aanstoot, maar bij hare doorluchtigheid gaat het om evaporaties die het levensgevaarlijk maken om je in haar nabijheid op te houden, met name tijdens een diepe buiging. Something is rotten in the state of Schleim-Greim; bij een auto zou je het een kapotte uitlaat noemen... Kortom, er moet iets aan worden gedaan, en ik weet er gelukkig wat op. Om het zo reukloos mogelijk uit te drukken, was ik ooit ook zo'n... ballon d'essai. In die tijd speelde ik op een avond de hoofdrol in Schillers Maria Stuart in het keizerlijke en koninklijke theater van Stuhlweißenbruch,Ga naar voetnoot* en verloor bijna mijn engagement in de beroemde scene, toen Mortimer op een wel zeer ongelegen moment stierf, dat wil zeggen zijn bewustzijn verloor; want toen hij me te voet viel, had hij een spoor vernomen, niet zo zeer van mijn geest als wel van mijn lichaam...’ Op dit punt sprong de vorst op, | |
[pagina 305]
| |
haalde verachtelijk zijn neus op en klemde zijn monocle vaster in zijn oog. Ze trok hem vleiend weer naast zich neer. ‘Hoor, hoe ik me heb gered, en red je arme vrouw ook! Ik [...]Ga naar voetnoot* een éclat. Ratibor was al naar de loge gegaan en had de intendant het vuur na aan de schenen gelegd. Maar ik...’ Ze kwam overeind, rolde de houten jaloezie van haar witte Biedermeierbureautje omhoog en pakte een elegant foedraal uit een buikige lade: ‘Voilà!’ De deksel sprong open. In zijde gebed lag daar een kurkje of een plugje, dat leek op een klein worstje. ‘God bewaar me!’ riep Benno verbaasd. ‘Wat moet ik daarmee!’ ‘Rustig maar, Benno!’ Huldine omarmde hem stevig en wijdde hem in. ‘na mijn afgang op de bühne verscheen in de ochtendkrant een aan mij gericht sonnet, waardoor ik mijn leven terugkreeg. Ik vroeg of de dichter naar me toe wilde komen, omdat het gedicht een recept beloofde. Hij was handelsreiziger van een instelling voor gasafvoer en telegrafeerde op mijn verzoek direct naar de expeditieafdeling van Mello (Stuttgart Boa). Meteen ontving ik deze allerliefste Mello. In de instructiefolder stond: Mello is het allerbeste product, alleen Mello helpt. Het is uiterst eenvoudig en faalt nooit, opent zelfs bij de laagste gasdruk, sluit meteen weer en verwijdert gas in zeer kleine hoeveelheden en verrassend vaak, ook bij mensen die het bijna nooit hebben en die het anders in het bloed gaat zitten. U krijgt meteen uw 25 mark terug wanneer Mello niet prettig zit, de gaslozing door anderen wordt opgemerkt of als uw stofwisseling niet merkbaar beter wordt.’ Dadelijk begaf Benno zich naar de vorstin. Er volgde een enorme scene. Maar korte tijd later was de hooggeboren vrouw fysiek vrij van gassen en kon zich welgemanierd bewegen. Maar toch werd het bekend en in de volksmond werd ze alleen nog Mellosine genoemd, en haar hofdames Melloenen. In ieder geval verschenen haar fijnzinnige gasten weer en floten hun ‘mellodieën’ maar al te graag, omdat de hofparfumeur het voor elkaar had gekregen het apparaat een soort geurwisselaar te geven. Wat was Benno zijn Huldine Fernkäs dankbaar! En nu drong hij er aldoor op aan dat ze dat receptsonnet voor hem moest zingen. Ten slotte overwon ze haar beschaamdheid, de vorst luisterde en zoog haar welluidende stem met een wellustig oor op: | |
[pagina 306]
| |
Voor mijn onvergelijkbare Mellopopomene!
Een van liefde stotterende bewonderaar.
‘Hoor 't smeken van mijns harten cello
Aan ogen van fluweel met goud niëllo:
Al ben ik dan geen elegante Bello -
Maar redding bied ik je - de Mello!
Dan geur je net als Heinse's Ardinghello,
Je wordt de muze van een Pirandello
En maakt gelukkig deez' ellendig' Poverello...’
De jaloerse vorst glimlachte zuur. ‘Ehumhm,’ kuchte hij en zwaaide met zijn monocle als een zweep naar zijn geliefde. ‘Weet je hoe ik je voortaan noem?... Niet doorluchtig, maar ontuchtig.’ |
|